ECLI:NL:RBROT:2022:10417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/10/643970 / JE RK 22-2067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 oktober 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, de pleegmoeder en de pleegvader aanwezig waren. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] momenteel bij haar pleegouders verblijft en dat de situatie daar positief is. De minderjarige is gestart met therapie en heeft een nieuwe school gevonden die beter aansluit bij haar niveau. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met een jaar te verlengen, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/643970 / JE RK 22-2067
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats03] ,

[naam04] ,

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats04] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 september 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 7 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam05] ;
- de pleegmoeder;
- de pleegvader.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind01] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 15 oktober 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 15 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 1 juli 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een netwerkpleeggezin, te weten bij oom en tante van vaderszijde, verlengd tot 15 oktober 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft het verzoek en licht dit als volgt toe. Het gaat heel goed met [naam kind01] bij de pleegouders. [naam kind01] is begonnen met therapie. Dit is een kortdurend maar intensief traject. Daarnaast is [naam kind01] op een nieuwe school begonnen en is het niveau waarop zij nu zit passend voor haar. [naam kind01] heeft aangegeven geen contact te willen met haar moeder. De strafzaak aangaande het vermeende seksueel misbruik en mishandeling door de moeder en de stiefvader is geseponeerd. De jeugdbeschermer heeft de vader geadviseerd om in gesprek te gaan met zijn advocaat over eventueel te nemen vervolgstappen. De jeugdbeschermer heeft als doel om de komende periode te gaan onderzoeken waar het perspectief van [naam kind01] ligt. Het is van belang, vindt ook de vader, dat er dit jaar duidelijkheid komt voor [naam kind01] .

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader heeft ter zitting het volgende standpunt naar voren gebracht. Hij is blij met de huidige situatie en wil niet dat er iets verandert. De vader ziet dat [naam kind01] echt aan het ontplooien is in het gezin waar zij nu zit.
De pleegmoeder heeft ter zitting laten weten dat [naam kind01] enorm haar best doet. Zij zit vol met emoties, maar is hard aan het werk met zichzelf door middel van therapie. Hierdoor leert zij hopelijk om wat meer over gevoelens te praten. Het gaat nu al een stuk beter. [naam kind01] maakt echt deel uit van het gezin en de pleegouders zorgen graag voor haar.
De pleegvader heeft ter zitting het standpunt van de pleegmoeder onderschreven en nog het volgende kenbaar gemaakt. Hij heeft er moeite mee hoe de moeder de situatie aanpakt. Het leven van de pleegouders is vol, maar zij maken voor elke zitting tijd. De moeder laat daarentegen niks van zich horen. Het is de bedoeling dat de pleegouders elke maand een overzicht sturen van wat zij die maand hebben gedaan en hoe het gaat met [naam kind01] . De vader geeft aan dat dit veel energie kost en zij hier niks op terugkrijgen vanuit de moeder. Slechts wanneer zij een dag te laat zijn met het overzicht laat de moeder van zich horen. Dit valt de pleegvader steeds zwaarder.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind01] op haar plek zit bij haar oom en tante. Dit wordt door iedereen aanwezig ter zitting bevestigd. [naam kind01] heeft de kinderrechter ook zelf verteld dat zij het daar fijn heeft en zich onderdeel voelt van het gezin. [naam kind01] is gestart op een nieuwe school op een beter passend niveau.
Daarnaast is zij sinds kort gestart met therapie. Dit is intensief voor [naam kind01] . De pleegmoeder geeft aan dat zij hoopt dat [naam kind01] leert om haar gevoelens en gedachten te kunnen uiten.
Op dit moment geeft [naam kind01] aan geen contact met haar moeder te willen. De GI houdt de mogelijkheid open dat [naam kind01] na het afronden van de therapie een opening ziet voor contactherstel met haar moeder. Aangezien [naam kind01] voor langere tijd bij haar tante en oom woont en zij zelf de wens heeft om hier te blijven wonen, is het van belang dat de GI de komende periode gebruikt om te onderzoeken waar het perspectief van [naam kind01] ligt. Het is immers van groot belang dat er helderheid komt voor [naam kind01] over haar toekomstperspectief en dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer hoeven te duren dan strikt noodzakelijk.
Op basis van het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een netwerkpleeggezin verlengen voor de duur van 1 jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 15 oktober 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een netwerkpleeggezin, te weten bij oom en tante van vaderszijde, tot 15 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.