ECLI:NL:RBROT:2022:10407
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens onvoldoende samenwoonperiode
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiseres, die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, had op 2 november 2020 een verzoek ingediend om het Nederlanderschap voor haarzelf en haar dochter toe te kennen. De afwijzing van dit verzoek was gebaseerd op het feit dat eiseres en haar toenmalig partner niet minimaal drie jaar onafgebroken samenwoonden, wat een vereiste is volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
De rechtbank constateert dat eiseres op 9 mei 2017 in de basisregistratie personen (brp) is ingeschreven op hetzelfde adres als haar partner, maar dat zij tussen 6 juli 2021 en 10 januari 2022 niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven. Dit betekent dat eiseres niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor naturalisatie. De rechtbank wijst erop dat de samenwoning ook na het indienen van het verzoek om naturalisatie moet voortduren, wat in dit geval niet het geval was.
Eiseres voerde aan dat zij meer dan drie jaar met haar partner had samengewoond, maar de rechtbank oordeelt dat deze grond niet kan slagen. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de RWN, en dat er geen aanleiding is om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van het verzoek om naturalisatie. Eiseres kan een nieuw verzoek indienen indien zij langer dan vijf jaar in de brp staat ingeschreven.