ECLI:NL:RBROT:2022:10406
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag stadsbrede parkeervergunning gehandicapten door gemeente Rotterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een stadsbrede parkeervergunning voor gehandicapten behandeld. De gemeente Rotterdam had de aanvraag op 15 maart 2022 afgewezen, omdat de auto waarvoor de vergunning werd aangevraagd op naam stond van de dochter van eiseres, die geen huisgenoot is. Eiseres, die samen met haar partner een gehandicaptenparkeerkaart bezit, voerde aan dat zij en haar partner medische redenen hebben voor het aanvragen van de vergunning en dat hun dochter hen als mantelzorger helpt. Eiseres stelde dat het vinden van een parkeerplek voor hen moeilijk is, vooral omdat de algemene parkeerplekken voor invaliden vaak bezet zijn. Ze vroeg begrip voor haar situatie en deed een beroep op de hardheidsclausule.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had vastgesteld dat eiseres geen recht had op de vergunning, omdat de auto niet op haar naam stond en haar dochter niet als huisgenoot werd beschouwd. De rechtbank verwees naar de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Verordening parkeerregulering en parkeerbetastingen 2022 van de gemeente Rotterdam, die stelt dat de aanvrager of diens huisgenoot de kentekenhouder moet zijn van het voertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de situatie van eiseres en haar dochter moeilijk is, de gemeente op een inzichtelijke manier had uitgelegd waarom de aanvraag was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.