In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kralingsch Beheer I B.V. en een gedaagde partij, die een bedrijfsruimte huurt. De eiseres, Kralingsch Beheer, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde ruimte vanwege een huurachterstand van 10 maanden. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van vijf jaar, met een maandelijkse huurprijs van € 1.906,89. De gedaagde had herhaaldelijk in gebreke gebleven met de betaling van de huur, ondanks aanmaningen en sommaties.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 was de gedaagde niet verschenen, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 19.086,93 bedroeg. Kralingsch Beheer vorderde naast de huurachterstand ook een contractuele boete van 1% per maand en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had weersproken dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de vordering van Kralingsch Beheer toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de contractuele boete en de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de gedaagde de schadevergoeding voor huurderving moet vergoeden, die vanaf de dag van ontruiming tot aan het moment dat de ruimte opnieuw verhuurd wordt, zal worden vastgesteld. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.