In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een huurrechtkwestie tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Waterweg Wonen, heeft een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, vanwege een huurachterstand van 10 maanden. De huurachterstand was op het moment van de mondelinge behandeling op 6 september 2022 vastgesteld op € 4.651,19, en de gedaagde had een totale vordering van € 5.204,88 aan huur en bijkomende kosten te voldoen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks zijn omstandigheden zoals een gebrek aan inkomsten en gezondheidsproblemen, niet in staat was om de huurachterstand tijdig te voldoen. De rechter heeft overwogen dat de huurachterstand van bijna een jaar niet acceptabel is en dat eerdere betalingsregelingen niet zijn nagekomen. Daarom heeft de rechter de vordering van Waterweg Wonen toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, en is hij ook aansprakelijk gesteld voor de proceskosten van Waterweg Wonen, die zijn vastgesteld op € 1.112,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Waterweg Wonen direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep procedures.