In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting BPL Pensioen (hierna: BPL) en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. BPL vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van zeven maanden. De huurder had een maandelijkse huurprijs van € 1.300,23 en had in totaal een achterstand opgebouwd van € 9.226,92 op het moment van de mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de huurder, die aangaf tijdelijk onvoldoende inkomsten te hebben gehad. De rechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de gevolgen van ontruiming voor de huurder niet opwegen tegen de belangen van BPL, die recht heeft op betaling van de huur. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de lopende huur tot de ontruiming, en de proceskosten. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat BPL het vonnis direct kan uitvoeren, ondanks het verzet van de huurder.