ECLI:NL:RBROT:2022:10337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9847476 CV EXPL 22-13245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Woonbron, heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand van vier maanden. De huurder, [gedaagde01], was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2022, maar had wel een verweer ingediend. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding vastgesteld op € 2.647,99, en Woonbron eiste betaling van dit bedrag, evenals de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. Ondanks dat [gedaagde01] had aangegeven dat zij financiële hulp ontving en een betalingsregeling had getroffen, was deze regeling komen te vervallen door het niet tijdig betalen van de termijnen. De rechter heeft geoordeeld dat Woonbron niet verplicht was om een nieuwe betalingsregeling te treffen, gezien de hoogte van de huurachterstand. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen, en [gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot de woning is ontruimd.

De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.050,42, die door [gedaagde01] moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9847476 CV EXPL 22-13245
datum uitspraak: 19 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 5 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de gemachtigde van Woonbron besproken. [gedaagde01] was niet op de zitting aanwezig.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt een woning van Woonbron aan het adres [adres01] te [plaats01] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 577,32 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
In de betaling is een huurachterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1.
Woonbron eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.647,99 met rente en de lopende huur vanaf 1 mei 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 8.659,80 aan huur tot en met de maand april 2022 en € 212,92 aan buitengerechtelijke kosten. Op dit bedrag wordt € 6.224,73 in mindering gebracht. [gedaagde01] heeft namelijk in de periode van februari 2021 – april 2022 meerdere betalingen verricht. Samen met de voorstand t/m januari 2021 en de afrekening S&V 2020 leidt dit tot een tot totaal resterende hoofdsom van € 2.647,99.
3.2.
Woonbron baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis. Haar verweer wordt onder de beoordeling besproken.
4. De beoordeling
huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de dagvaarding € 2.647,99 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand april 2022. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Woonbron te betalen. De gevorderde wettelijke rente wordt ook toegewezen, omdat [gedaagde01] in verzuim is.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.4.
In het kader van de gevorderde ontbinding en ontruiming weegt de kantonrechter de volgende omstandigheden af. Op het moment van dagvaarden was de huurachterstand gelijk aan ruim 4 maanden huur. [gedaagde01] heeft aangegeven dat zij geen zicht had op haar financiën doordat zij is bijgestaan door Plangroep, die haar hebben aangemeld bij Budgetbeheer. [gedaagde01] beheert inmiddels wel weer haar eigen financiën en heeft tevens een betalingsregeling gesloten met Woonbron. Deze regeling is echter komen te vervallen doordat [gedaagde01] de termijnen niet (tijdig) heeft betaald. [gedaagde01] stelt dat dit komt doordat zij geen stabiel inkomen heeft. Het is natuurlijk vervelend dat [gedaagde01] haar financiële hulp niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat [gedaagde01] door een onstabiel inkomen de regeling met Woonbron niet kon nakomen, maar dat betekent niet dat Woonbron een huurachterstand van nog altijd vier maanden hoeft te accepteren. [gedaagde01] heeft Woonbron verzocht om een nieuwe regeling te treffen, maar dit heeft Woonbron geweigerd. Dit recht komt Woonbron toe, nu niemand verplicht kan worden een betalingsregeling te treffen. Mede gelet op de hoogte van de huurachterstand is de kantonrechter daarom van oordeel dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.
4.5.
De vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt, gelet op de omstandigheden van [gedaagde01] , bepaald op veertien dagen.
4.6.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.7.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 127,42 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,- tarief). Dit is totaal € 1.050,42.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonbron te betalen € 2.647,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 november 2021 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke betaling, tot een bedrag van € 1.173,11 heeft opengestaan;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan het adres [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Woonbron te betalen € 577,32 met ingang van de maand mei 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Woonbron tot vandaag vastgesteld op € 1.050,42;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.