ECLI:NL:RBROT:2022:10335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9712203 CV EXPL 22-6084
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en bewijslevering in geschil over vergoeding voor geleverde werkzaamheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil tussen eiser, een aannemer die handelt onder de naam [bedrijf01], en gedaagde, Van der Ham Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V. Eiser heeft werkzaamheden verricht voor gedaagde in 2021 en heeft hiervoor zes facturen gestuurd ter waarde van € 6.215,06. Gedaagde heeft deze facturen echter niet (volledig) voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van eiser voor het openstaande bedrag, rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser minder uren heeft gewerkt dan hij claimt, en dat de gefactureerde uren mogelijk voor een andere opdrachtgever zijn verricht.

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat eiser in de gelegenheid moet worden gesteld om bewijs te leveren van de door hem geleverde uren. De rechter heeft vastgesteld dat het aan eiser is om te bewijzen dat hij de uren waarvoor hij vergoeding vordert daadwerkelijk voor gedaagde heeft gewerkt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij eiser moet aangeven hoe hij zijn stellingen wil bewijzen. De rechter heeft ook specifieke instructies gegeven over de wijze van bewijslevering en de procedure voor een eventuele getuigenverhoor.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat eiser wordt toegelaten tot bewijslevering en dat verdere beslissingen in deze fase van de procedure worden aangehouden. De zaak wordt op de rol gezet voor eiser om zich uit te laten over de bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9712203 CV EXPL 22-6084
datum uitspraak: 12 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: D.M. Mazur,
tegen
Van der Ham Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Van der Ham’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 februari 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer van 2 en 29 maart 2022, met schriftelijk antwoord met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van [eiser01] .
1.2.
Op 15 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is een aannemer, die handelt onder de naam [bedrijf01] . In deze hoedanigheid heeft hij werkzaamheden verricht voor diverse opdrachtgevers, waaronder voor Van der Ham.
2.2.
Voor werkzaamheden die [eiser01] in 2021 heeft verricht voor Van der Ham heeft [eiser01] zes facturen gezonden, voor een bedrag van in totaal € 6.215,06. Het betrof de volgende factuurnummers: 16-2021, 24-2021, 25-2021, 26-2021, 27-2021 en 28-2021. Deze facturen zijn niet (volledig) voldaan door Van der Ham.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Van der Ham te veroordelen aan hem te betalen € 7.239,89 met rente;
  • Van der Ham te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 6.215,06, rente van € 339,08 (berekend tot en met 16 februari 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 685,75.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [eiser01] heeft werkzaamheden voor Van der Ham verricht, maar Van der Ham is – ondanks meerdere aanmaningen en sommaties – in gebreke gebleven met voldoening van de facturen. Van der Ham verkeert dan ook in verzuim en is hierdoor tevens vergoeding van rente en verder buitengerechtelijke kosten aan [eiser01] verschuldigd.
3.3.
Van der Ham is het niet eens met de eis. Haar verweer wordt onder de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Van der Ham nog een vergoeding verschuldigd is voor het werk dat [eiser01] heeft geleverd. Van der Ham betwist het door [eiser01] gestelde en voert in dit kader aan dat [eiser01] minder uren voor Van der Ham heeft gewerkt dan hij stelt. Van der Ham voert verder aan dat de gefactureerde uren waarschijnlijk voor een andere opdrachtgever, [bedrijf02] , zijn verricht. Dit bedrijf is later failliet gegaan. Volgens Van der Hams administratie heeft [eiser01] in 2021 voor Van der Ham 110 uur gewerkt, wat neer komt op een bedrag van € 3.410,- (gebaseerd op een tarief van € 31,- per uur). Van dit bedrag heeft Van der Ham reeds € 3.131,50 betaald. [eiser01] stelt dat dit niet juist is en geeft aan dat hij in de periode van week 16 tot en met week 29 van 2021 193,5 uur voor Van der Ham heeft gewerkt, verdeeld over de volgende vier projecten:
  • factuur week 16: 22 uur - project [project01] ;
  • factuur week 23 en 24: 77,5 uur - project [project02] ;
  • factuur week 25 en 26: 62 uur - project [project03] ; en
  • factuur week 28 en 29: 32 uur - project [project04] .
4.2.
Het is volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv aan [eiser01] om in dit geval te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de uren waarvoor hij in de facturen vergoeding vordert daadwerkelijk voor Van der Ham gewerkt heeft. Gelet op het door [eiser01] aangevoerde, voldoet hij aan zijn stelplicht en heeft hij zijn stellingen onderbouwd. Van der Ham betwist de vordering echter gemotiveerd.
4.3.
Daarom zal de kantonrechter [eiser01] in de gelegenheid stellen te bewijzen dat hij de uren waarvoor hij vergoeding vordert daadwerkelijk voor Van der Ham gewerkt heeft. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
4.4.
De zaak wordt naar de rol verwezen om [eiser01] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of en hoe hij zijn stellingen wil bewijzen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat [eiser01] toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat hij de uren waarvoor hij vergoeding vordert (zie facturen) daadwerkelijk voor Van der Ham gewerkt heeft;
5.2.
bepaalt dat [eiser01] zich op de rolzitting van dinsdag 6 september 2022 bij akte moet uitlaten of, en zo ja hoe, hij bovenvermeld bewijs wil leveren, waarbij wordt opgemerkt dat de akte uiterlijk de dag voor de genoemde zitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
5.3.
bepaalt dat als [eiser01] schriftelijk bewijs wil leveren, hij dit schriftelijke bewijs tegelijk met zijn akte in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat als [eiser01] getuigen wil laten horen, hij in zijn akte de naam en woonplaats van de te horen getuigen, en de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden oktober tot en met december 2022, moet opgeven;
5.5.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 in Rotterdam, ten overstaan van de kantonrechter die dit vonnis wijst;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
44236