In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil tussen eiser, een aannemer die handelt onder de naam [bedrijf01], en gedaagde, Van der Ham Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V. Eiser heeft werkzaamheden verricht voor gedaagde in 2021 en heeft hiervoor zes facturen gestuurd ter waarde van € 6.215,06. Gedaagde heeft deze facturen echter niet (volledig) voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van eiser voor het openstaande bedrag, rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser minder uren heeft gewerkt dan hij claimt, en dat de gefactureerde uren mogelijk voor een andere opdrachtgever zijn verricht.
De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat eiser in de gelegenheid moet worden gesteld om bewijs te leveren van de door hem geleverde uren. De rechter heeft vastgesteld dat het aan eiser is om te bewijzen dat hij de uren waarvoor hij vergoeding vordert daadwerkelijk voor gedaagde heeft gewerkt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij eiser moet aangeven hoe hij zijn stellingen wil bewijzen. De rechter heeft ook specifieke instructies gegeven over de wijze van bewijslevering en de procedure voor een eventuele getuigenverhoor.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat eiser wordt toegelaten tot bewijslevering en dat verdere beslissingen in deze fase van de procedure worden aangehouden. De zaak wordt op de rol gezet voor eiser om zich uit te laten over de bewijsvoering.