ECLI:NL:RBROT:2022:10334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9218491 CV EXPL 21-16943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een geldlening en onverschuldigde betaling in een relatiecontext

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee voormalige partners. De eiser, aangeduid als [eiser01], vorderde vaststelling van een geldlening die hij zou hebben verstrekt aan de gedaagde, aangeduid als [gedaagde01]. De eiser stelde dat hij in de periode van 2017 tot 2019 in totaal € 2.427,64 had betaald aan [gedaagde01] en haar schuldeisers, en dat deze betalingen als een lening waren bedoeld. De gedaagde betwistte echter dat er sprake was van een lening en stelde dat de betalingen vrijwillig waren gedaan, zonder enige verplichting tot terugbetaling.

De rechtbank heeft de getuigenverklaringen van beide partijen en hun getuigen zorgvuldig gewogen. De verklaringen van [eiser01] en zijn getuige [naam01] stonden lijnrecht tegenover die van [gedaagde01] en haar zoon [naam02]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van [eiser01] dat er een geldleningsovereenkomst was gesloten. De verklaringen van [gedaagde01] en [naam02] gaven aan dat de betalingen eerder voortkwamen uit een morele verplichting en dat er geen rechtsgrond was voor de vordering van [eiser01].

In reconventie vorderde [gedaagde01] betaling van een bedrag van € 637,55, dat zij aan [eiser01] had betaald onder druk van bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat deze betaling onverschuldigd was, omdat er geen rechtsgrond voor bestond en dat de betaling onder dwang had plaatsgevonden. De vordering in reconventie werd toegewezen, en [verweerder01] werd veroordeeld tot betaling van het bedrag met rente. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9218491 CV EXPL 21-16943
datum uitspraak: 12 augustus 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E.J.M. van Daalhuizen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 29 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van het op 9 maart 2022 gehouden getuigenverhoor;
  • de akte van [gedaagde01] ;
  • de akte van [eiser01] .

2..De verdere beoordeling

2.1.
[eiser01] en [gedaagde01] hebben meerdere jaren een relatie gehad, die januari 2020 tot een einde is gekomen. Gedurende deze relatie heeft [eiser01] in de periode 2017 – 2019 voor een bedrag van € 1.281,- betalingen aan [gedaagde01] verricht en voor een bedrag van € 1.146,64 aan schuldeisers van [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft in de periode van januari 2020 – juli 2020 voor een bedrag van € 637,55 betalingen aan [eiser01] verricht.
2.2.
Tussen partijen is in geschil of [eiser01] het geld heeft uitgeleend aan [gedaagde01] . In het verlengde hiervan is in geschil of [gedaagde01] betalingen aan [eiser01] onverschuldigd hebben plaatsgevonden.
in conventie en reconventie: getuigenverklaringen
2.3.
Bij tussenvonnis van 29 oktober 2021 is [eiser01] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat er sprake is van een geldlening van hem aan [gedaagde01] . [eiser01] heeft in dit kader – en in het kader van een contra-enquête ten aanzien van de eis in reconventie – zichzelf en de heer [naam01] (hierna: [naam01] ) als getuigen voorgebracht.
2.4.
[eiser01] heeft – voor zover van belang – op 9 maart 2022 als getuige het volgende verklaard:
“(…) Toen ik de bedragen aan haar gaf heb ik al gesproken over een lening. Zij was daarmee akkoord. Dat was al gedurende de eerste periode in 2017 en ook in 2018 heb ik bedragen voor haar betaald. Bij het bedrag van € 1000,- heb ik het zeker gezegd. Ook bij de
betalingen aan schuldeisers heb ik het steeds gezegd en zij was daarmee akkoord.
Half januari 2020, toen de relatie ten einde was, hebben we een terugbetalingsafspraak
gemaakt. Dat ging mondeling. Zij zou € l50,- per maand terugbetalen. Dat was bij haar
thuis. De kinderen waren er niet. Ik kwam mijn spullen halen, kleding en dergelijke, en de
heer [naam01] was er ook bij.(…) U vraagt mij hoe het kan dat [gedaagde01] het specifieke bedrag van € 637,55 heeft betaald. Zij heeft gedurende de periode januari tot augustus 2020 betalingen gedaan, daarna niet meer. In januari was het bijna € 300,- maar het werd steeds minder.(…)
U vraagt mij hoe het contact met [naam01] tot stand kwam voor de afspraak van half januari
2020. Begin januari vertelde ik hem over de relatiebreuk. Ik vertelde hem dat ik half januari
mijn spullen wilde ophalen. Ik heb hem half januari met mijn auto opgehaald bij hem thuis.
Toen gingen we naar mijn woning. Ik had toen volgens mij een Opel Astra Station, een
grijze.
Ik heb [naam01] bij hem thuis opgehaald. Hij woonde aan de [adres01] in [plaats02] .
Dat is in [plaatsnaam01]. Volgens mij zijn we in de avonduren in mijn woning geweest, ik dacht zo
tussen 18.00 en 19.30 uur. Ik ben er tussen de 15 en 20 minuten geweest en maximaal 30
minuten.
U vraagt mij wat ik heb opgehaald. Het waren 2 a 3 zakken kleding. Verder spullen uit de
kelder, vooral gereedschap (deels los, deels bij elkaar), zoals een boormachine en een
schroevendraaier.
Ik heb daarna [naam01] weer thuis afgezet.”.
2.5.
[naam01] heeft – voor zover van belang – op 9 maart 2022 als getuige het volgende verklaard:
“(…) Ik hoor u zeggen dat het in deze zaak om geldbedragen gaat die [eiser01] voor of aan [gedaagde01] heeft betaald. Ik weet niet om welke bedragen dat ging. Ik weet wel dat het een lening was. Zij gaf aan dat ze die zou terugbetalen. Dat was in januari 2020. Ik was daar bij. Ik woonde toen nog in [plaats01] . Hij had mij gevraagd om te helpen met spullen te verhuizen. Hij had mij opgehaald. We hebben binnen bij hem aan de tafel gezeten. Hij ging toen kleding inpakken. Voordat we weg gingen zei [eiser01] tegen [gedaagde01] dat ze het geld moest terugbetalen dat hij aan haar had uitgeleend. Zij ging daarmee akkoord. (…) Later begreep ik, toen ik ernaar vroeg dat zij wel wat afloste. (…)
U vraagt wat er precies gezegd is in die woning in januari 2020. [eiser01] zei iets van
`€ 150'. Ik sta daar verder buiten. Ik weet daar niets van. Zij ging ermee akkoord. Ik weet
niet wat het totale bedrag was. U vraagt hoe de sfeer was tijdens de afspraak. Het ging heel
rustig. [gedaagde01] zei dat het goed was. Het duurde niet echt lang, misschien 5 minuten.(…)
U vraagt of er bij die ontmoeting in januari 2020 nog anderen bij waren. Nee, wij waren met z'n drieën. Aan het begin en aan het eind waren er ook geen anderen bij.
U verwijst naar mijn schriftelijke verklaring in het dossier waar ik een aflosbedrag van 150
euro per maand noem. Wat ik mij herinner van die bijeenkomst is dat hij riep € l50 en dat zij
akkoord ging. U vraagt mij of € 150 het aflosbedrag was. Hij noemde het ‘terugbetalen' en
niet zo zeer ‘aflossen'. Het beginmoment van het aflossen kan ik mij niet herinneren.(…)”.
2.6.
[gedaagde01] is in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat er sprake is van een onverschuldigde betaling van haarzelf aan [eiser01] . [gedaagde01] heeft in dit kader – en in het kader van een contra-enquête ten aanzien van de eis in conventie – zichzelf en haar zoon, de heer [naam02] (hierna: ‘ [naam02] ’), als getuigen opgeroepen.
2.7.
[gedaagde01] heeft – voor zover van belang – op 9 maart 2022 als getuige het volgende verklaard:
“(…) U vraagt mij hoe het gegaan is rond de betaling door mij van diverse bedragen van in totaal 637,55 euro. Ik had diverse schulden van afrekeningen en dergelijke. Ik had daarvoor zelf betalingsregelingen getroffen. Toen wij nog een relatie hadden zei [eiser01] tegen mij: ‘ik wil niet dat je schulden hebt'. Hij heeft toen die schulden uit zichzelf betaald. Ik had hem al gezegd dat dat niet hoefde omdat ik al regelingen had. Hij betaalde die bedragen omdat hij niet wilde dat ik schulden had en omdat hij bij mij at. (…)
U vraagt naar de bijeenkomst in januari 2020. Ik had de relatie beëindigd. Hij wilde zijn
spullen terug hebben. Ik had die zelf al in 2 vuilniszakken gedaan. Ik was die dag in de
woning met mijn kinderen, een zoon en een dochter. We waren er met z'n vieren. [naam01]
was er niet bij.(…)
In januari 2020 op die bewuste dag heeft [eiser01] niets over geld gezegd. Hij was wel
boos en schreeuwde. Dat was omdat ik de relatie had verbroken. Hij is de auto gaan halen
en bonsde daarna op de deur. Ik had de zakken met kleding al klaargezet binnen bij de
voordeur. [eiser01] heeft tegen mij gezegd dat hij me zou verraden bij instanties en mij
kapot zou maken en zou breken. Hij wilde er een zaak van maken om het gestorte geld terug
te krijgen. Hij heeft het niet gehad over de betalingen aan schuldeisers. Ik heb het bedrag
van ongeveer 600 euro gestort, omdat ik bedreigd was. Daarmee bedoel ik dat hij had
gezegd dat hij mij zou verraden aan instanties over de giften aan mij. Ik wist toen niet dat je
die bedragen door moest geven. Na de bijeenkomst heeft hij diverse keren ruzie gemaakt en
op de voordeur gebonkt. Ook heeft hij ongeveer een half jaar mijn zoon gestalkt en bedreigd
en ons zwart gemaakt op sociale media. Daar zei hij dat ik een schuld van 4000 euro had.
[eiser01] heeft ook voodoo in de brievenbus gedaan en in de achtertuin. Iedereen kan die
tuin inlopen. Toen ik daarna zei dat mijn zoon een camera heeft was het afgelopen. Ik heb
diverse keren de politie erbij gehaald. Dat was ook voor januari 2020, maar ook erna, en ook in maart 2021. In die laatste situatie was mijn moeder net overleden en kwam hij dronken en schreeuwend mijn tuin in met bloemen en kaarsen. Voordat ik de relatie beëindigde heeft hij ook gedreigd om het huis in de fik te steken.
U vraagt mij waarom ik bedragen terug betaalde. Dat was vanwege die dreigementen. Ik ben er mee gestopt omdat ik geen geld meer had en ook omdat ik hem niets schuldig was. Ik ben er ook mee gestopt toen er brieven kwamen van de deurwaarder en ik een advocaat
inschakelde. Dat was toen deze zaak begon.
Tijdens de dag dat ik de relatie beëindigde (dat was ook op die dag in januari) heeft hij vel
gesproken over geld. Hij zei dat hij bedragen nodig had van bijvoorbeeld € 50 of € 100.
Daarna kwamen er dreigementen omdat hij zijn geld terug wilde. Nu u dit voorleest heeft hij
dit niet op diezelfde dag gezegd, maar eerder. (…)
Ik ben op gesprek geweest bij de Sociale Dienst. Die heeft mij een boete opgelegd. In totaal
moet ik 4000 euro betalen, en ik los per maand 56 euro af. (…)
U vraagt mij waarom ik 4000 euro moest betalen aan de Sociale Dienst. Het had voor een
deel te maken met de stortingen door [eiser01] aan mij vanaf 2013-2014. De helft van die
4000 euro had te maken met betalingen door mij van het ziekenfonds van mijn zoon toen die
18 werd. Ik had dat niet doorgegeven aan de Sociale Dienst.(…)
U vraagt mij wat ik bedoelde toen ik sprak over giften door [eiser01] aan mij. Wat moet ik
zeggen? Ik zie hem als een soort Sinterklaas. Eigenlijk wilde ik niet dat hij geld gaf maar hij
zei steeds dat hij het niet terug hoefde krijgen en dat hij iets voor mij wilde doen. En verder
at hij bij mij. Uiteindelijk heb ik bedragen terugbetaald vanwege die dreigementen en
dwang. U vraagt mij waarom ik eerder die gegeven bedragen niet hebt teruggegeven, als ik
het geld niet wilde. Hij wilde echt dat ik het aannam. Er is toen wel over giften gesproken.
De kinderen waren er ook bij.”.
2.8.
[naam02] heeft – voor zover van belang – op 9 maart 2022 als getuige het volgende verklaard:
“(…) Ik ken [eiser01] . Ik ben de zoon van [gedaagde01] . Wat [eiser01] zegt over een lening klopt niet. Hij heeft vrijwillig geld aan mijn moeder gegeven. Ik weet niet
waarvoor. Ik weet niet om welke bedragen het ging. Het is heel lang geleden. Ik weet niet of
hij ook betalingen aan anderen heeft gedaan. Het is geen lening. Mijn moeder neemt niet
zomaar een lening. Ik was er niet bij. 1k weet wel dat ze het geld niet wilde hebben. U vraagt mij of ze het geld dan aan [eiser01] terug heeft gegeven. Ze heeft het destijds al tijdens de relatie contant aan hem terugbetaald.
In januari 2020 is [eiser01] zijn spullen komen ophalen. Er stonden 2 vuilniszakken klaar.
Ik was thuis en mijn zus was er ook. Verder was mijn moeder er. [eiser01] kwam aan de
deur. Er was niemand anders. Er is toen niet over een lening en over terugbetalingen
gesproken. Helemaal niet over geld. Ik was in dezelfde ruimte als mijn moeder. [eiser01]
is niet binnen geweest. Hij bonkte wel op deuren en schreeuwde. Mijn moeder heeft daarna
bedragen gestort aan hem omdat hij haar ging bedreigen. Hij zou haar vermoorden en het
huis in de brand steken. Dat heeft hij gezegd op de dag dat hij die spullen kwam halen. Later heeft [eiser01] via Whatsapp en mondeling laten weten wat voor bedragen er moesten komen. Mijn moeder is gestopt met bedragen te betalen omdat zij actie ondernam.
[eiser01] had haar aangegeven bij de Sociale Dienst en de Gemeente en toen ondernam zij
actie. (…)”.
in conventie: geldlening?
2.9.
Vaststaat dat [eiser01] een bedrag heeft betaald van in totaal € 2.427,64. Een gedeelte van dit bedrag is betaald aan [gedaagde01] zelf, het andere gedeelte is betaald aan [gedaagde01] schuldeisers. In de getuigenverklaring van [eiser01] staat dat hij deze betalingen als lening aan [gedaagde01] heeft gestort of betaald. Bij het betalen van deze bedragen heeft hij al gesproken over de lening, aldus [eiser01] . [gedaagde01] was daarmee akkoord. De getuigenverklaring van [naam01] ondersteunt het bovenstaande in die zin dat [gedaagde01] in januari 2020 bij het gesprek in de woning aangaf dat zij de door [eiser01] betaalde bedragen terug zou betalen. [naam01] verklaart dat [eiser01] “€ 150,- riep en dat zij akkoord ging”. [gedaagde01] betwist het door [eiser01] gestelde expliciet en betwist dat [naam01] er op die dag bij was. In haar getuigenverklaring staat dat [eiser01] bij het geven of storten van de geldbedragen tegen haar zei dat hij niet wilde dat ze schulden had. Vervolgens heeft hij de schulden toch, uit zichzelf, betaald, terwijl [gedaagde01] hem had gezegd dat hij dat niet hoefde te doen omdat zij al regelingen had. Ook speelde volgens [gedaagde01] een rol dat [eiser01] regelmatig bij haar at. [gedaagde01] erkent dat zij een deel van de door [eiser01] betaalde bedragen heeft terugbetaald, maar dit heeft zij gedaan vanwege de dreigementen van [eiser01] . Volgens [gedaagde01] heeft [eiser01] het geld niet op de bewuste dag zelf teruggevraagd maar al eerder. Op de dag zelf is er niet over geld gesproken, aldus [gedaagde01] . De sfeer was wel slecht; [eiser01] was boos en schreeuwde. Daarnaast is er de verklaring van [naam02] , die het verhaal van [gedaagde01] bevestigt dat hij ( [naam02] ) er op 20 januari 2020 bij was toen [eiser01] zijn spullen kwam halen. [naam02] zegt dat er geen anderen bij waren dan [eiser01] , [gedaagde01] , [naam02] en zijn zus. Volgens [naam02] is er toen helemaal niet over geld gesproken, maar begon [eiser01] wel op de deur te bonken en was boos. Later begon [eiser01] terugbetaling van geldbedragen te eisen. Volgens [naam02] was er beslist geen sprake van een lening door [eiser01] , omdat zijn moeder niet zomaar een lening accepteert. [eiser01] gaf de bedragen vrijwillig hoewel zijn moeder die bedragen niet wilde hebben.
2.10.
Het bovenstaande in acht genomen is niet voldoende vast komen te staan dat [eiser01] en [gedaagde01] een geldleningsovereenkomst hebben gesloten. [naam01] en [naam02] waren er niet bij toen [eiser01] en [gedaagde01] over het geven, betalen of lenen van geldbedragen hebben gesproken in de periode 2017-2019. De verklaringen van [eiser01] enerzijds en [gedaagde01] anderzijds staan lijnrecht tegenover elkaar. [naam01] hoorde van [eiser01] over een lening, en [naam02] hoorde van [gedaagde01] over het geven van geldbedragen. Zij baseren hun verklaringen daarover dus niet op eigen wetenschap. Nu de stelling van [eiser01] over de lening expliciet betwist wordt door [gedaagde01] , blijft in wezen slechts de verklaring van [eiser01] zelf over, hetgeen te mager is voor het bewijs daarvan. [eiser01] heeft ook geen ander bewijs bijgebracht. Het lijkt er eerder op dat de betalingen van [eiser01] zijn gegrond op een dringende morele verplichting. Op het moment van de betalingen was er sprake van een affectieve relatie tussen [eiser01] en [gedaagde01] , en at [eiser01] ook regelmatig bij [gedaagde01] . Mogelijk wilde hij ook daarin een bijdrage geven, of wilde hij schulden bij [gedaagde01] voorkomen, zoals [gedaagde01] aanvoert. Dergelijk handelen zou eerder duiden op een natuurlijke verbintenis, die niet in rechte afdwingbaar is. Ook de gestelde afspraken van 20 januari 2020 over terugbetalen van een lening zijn niet komen vast te staan. Volgens [gedaagde01] en [naam02] is toen helemaal niet over geld gesproken, maar heeft [eiser01] later bedragen opgeëist, onder dreiging van het aangeven van [gedaagde01] bij de Sociale Dienst of het in de fik steken van de woning. Hoewel [eiser01] en [naam01] wel spreken over afspraken over terugbetaling op 20 januari 2020, is [naam01] vaag over het bedrag waar het om gaat. Hij zegt in zijn getuigenverklaring (anders dan in de schriftelijke verklaring) dat hij heeft gehoord dat [eiser01] € 150,- riep (hij hoorde dat [eiser01] het woord “terugbetalen” noemde) en dat [gedaagde01] met die € 150,- akkoord ging. Gelet op het bovenstaande zal de vordering in conventie worden afgewezen.
in conventie: buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.11.
Nu de hoofdvordering van [eiser01] wordt afgewezen, zal ook de vordering tot betaling van zijn buitengerechtelijke kosten en de vordering tot betaling van de wettelijke rente worden afgewezen.
in conventie en reconventie: proceskosten
2.12.
[eiser01] krijgt in conventie ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 561,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 187,- tarief).
in reconventie: onverschuldigde betaling?
2.13.
Vaststaat dat [eiseres01] € 637,55 heeft betaald aan [verweerder01] . In de getuigenverklaring van [eiseres01] staat dat zij deze betalingen heeft gedaan vanwege de bedreigingen van [verweerder01] . Zo zegt [eiseres01] onder meer dat [verweerder01] gedreigd heeft met het verraden van haar aan instanties over giften aan [eiseres01] , heeft [verweerder01] diverse keren ruzie gemaakt en op de voordeur gebonkt, heeft [verweerder01] een half jaar de zoon van [eiseres01] gestalkt, heeft [verweerder01] voodoo in de brievenbus en achtertuin van [eiseres01] gedaan, kwam [verweerder01] - nadat [eiseres01] haar moeder was overleden - dronken en schreeuwend in haar tuin met bloemen en kaarsen en heeft hij – voordat [eiseres01] de relatie tussen hen had beëindigd – gedreigd het huis in brand te steken. In de verklaringen van [naam02] staat dat [verweerder01] in januari 2020 zijn spullen is komen ophalen. Op dat moment was [naam02] samen met zijn zus en [eiseres01] thuis. [verweerder01] bonkte en schreeuwde op de deuren. [verweerder01] heeft gedreigd [eiseres01] te vermoorden en het huis in brand te steken. In de getuigenverklaring van [verweerder01] verklaart deze dat op het moment van het ophalen van de spullen enkel [eiseres01] , [naam01] en hijzelf aanwezig waren. De kinderen van [eiseres01] waren er niet. In de getuigenverklaring van [naam01] verklaart ook [naam01] dat hij tijdens de afspraak in januari 2020 enkel met [verweerder01] en [eiseres01] was. [verweerder01] zei “iets van € 150,-” [eiseres01] ging ermee akkoord. De sfeer tijdens de afspraak was heel rustig. [eiseres01] zei dat “het goed was”.
2.14.
Gelet op bovenstaande verklaringen hecht de kantonrechter doorslaggevende waarde aan de verklaringen van [eiseres01] en [naam02] . Uit deze verklaringen komt naar voren dat [verweerder01] [eiseres01] op meerdere momenten en op verschillende manieren zou hebben bedreigd of onder druk gezet. [eiseres01] en [naam02] hebben daarbij tot in detail verklaard over de gedragingen van [verweerder01] en wat de impact daarvan was op het handelen van [eiseres01] . Daartegenover staan de verklaringen van [verweerder01] en [naam01] , die zich beperken tot de ontmoeting in januari 2020. Met name [verweerder01] laat hierin na zich uit te spreken over de vraag waarom [eiseres01] tot de betalingen is gekomen. [verweerder01] en [naam01] noemen slechts dat [eiseres01] enige betalingen heeft gedaan, maar toen stopte met betalen. Gelet op het gedetailleerde relaas van [eiseres01] en [naam02] acht de kantonrechter daarom voldoende aannemelijk dat [eiseres01] onder druk is gezet door [verweerder01] , en vervolgens daarom het genoemde bedrag aan hem heeft betaald.
[eiseres01] stelt dat er sprake is van een onverschuldigde betaling aan [verweerder01] . [1] Een betaling is onverschuldigd verricht, wanneer daarvoor geen rechtsgrond bestaat. Dit komt er in feite op neer dat er geen rechtvaardiging te vinden is voor de gedane betaling. In rechtsoverweging 2.10 is geoordeeld dat er geen sprake is van een geldleningsovereenkomst tussen partijen, zodat dit niet de rechtsgrond voor de betaling kan zijn. Hierboven onder 2.14 is geoordeeld dat [verweerder01] [eiseres01] in elk geval onder druk heeft gezet, waarna zij betalingen heeft gedaan. Gelet op de affectieve relatie tussen [eiseres01] en [verweerder01] had er overigens – net zoals in rechtsoverweging 2.10 – sprake kunnen zijn van een dringende morele verplichting om de geldbedragen terug te betalen waarvan [eiseres01] zelf zegt dat zij die niet wilde hebben. De omstandigheid dat deze betalingen onder bedreiging en/of druk zijn gedaan maakt echter dat de bedragen onverschuldigd zijn betaald door [eiseres01] . De vordering in reconventie zal worden toegewezen.
in reconventie: de rente
2.15.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseres01] volgt dat deze moet worden betaald en [verweerder01] deze stellingen niet heeft betwist.
in reconventie: proceskosten
2.16.
[verweerder01] krijgt in reconventie ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten in reconventie aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde voor de eis in reconventie (1 punt x € 124,- tarief) en € 10,- aan vergoeding aan de door haar opgeroepen getuige. Dit is totaal € 134,-. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [verweerder01] ook een bedrag betalen van € 62,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
in conventie en reconventie: uitvoerbaarheid bij voorraad
2.17.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op € 561,- aan salaris voor gemachtigde, welk bedrag rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [verweerder01] om aan [eiseres01] te betalen € 637,55 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 24 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [verweerder01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 134,-, waarvan een bedrag van € 124,- aan salaris voor gemachtigde rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
in conventie en in reconventie
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Artikel 6:203 BW.