ECLI:NL:RBROT:2022:10330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9751358 CV EXPL 22-8456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit koopovereenkomst met betwisting van aanmaningen en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon Coeo Securitisation Ltd., gevestigd in Dublin, Ierland, en de gedaagde, aangeduid als [gedaagde01]. De eiser, Coeo, heeft een vordering ingesteld tot betaling van een bedrag van € 205,78, bestaande uit een hoofdsom van € 163,50, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelde dat hij geen aanmaningen heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verweer van de gedaagde niet geloofwaardig is, aangezien Coeo voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanmaningen zijn verzonden en ontvangen.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 maart 2022, gevolgd door een antwoord van de gedaagde op 24 maart 2022, en verdere processtukken zoals repliek en dupliek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn betalingsverplichting uit de koopovereenkomst niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de vordering van Coeo. De kantonrechter heeft de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de wet beoordeeld en vastgesteld dat Coeo aan deze verplichtingen heeft voldaan.

De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en incassokosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van Coeo vastgesteld op € 309,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Coeo het vonnis kan laten uitvoeren voordat het eventueel in hoger beroep wordt aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9751358 CV EXPL 22-8456
datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Ltd.,
vestigingsplaats: Dublin, Ierland,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Coeo’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van 24 maart 2022, met bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] heeft op of omstreeks 15 juni 2021 meerdere kledingstukken besteld op de website van Zalando SE (hierna: ‘Zalando’) voor een totaalbedrag van € 163,50. De kledingstukken zijn geleverd aan [gedaagde01] . Er heeft geen betaling plaatsgevonden.
2.2.
Zalando heeft haar vordering op [gedaagde01] gecedeerd aan Coeo.

3..Het geschil

3.1.
Coeo eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 205,78 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 163,50, rente van € 2,28 (berekend tot 25 februari 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 40,-.
3.2.
Coeo baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] komt zijn betalingsverplichting uit de koopovereenkomst tussen partijen niet na. Hierdoor schiet [gedaagde01] toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verbintenis.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis. Zijn verweer wordt onder de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

(Pre)contractuele informatieverplichtingen

4.1.
De overeenkomst is gesloten op afstand of buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. Van een overeenkomst op afstand is bijvoorbeeld sprake als deze is aangegaan via een website of telefonisch. Een overeenkomst is aangegaan buiten de verkoopruimte als bijvoorbeeld een handelaar bij de consument aan de deur is gekomen.
4.2.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten moet de handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [1] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager. Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld bij een e-mail of een brief.
4.3.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting. [2]
4.4.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [3] opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat bij minder dan vier voldoende ernstige schendingen de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% en bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen met 50%. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden daarbij gerekend als hoogstens één schending.
4.5.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken. Voor zover dat in deze zaak aan de orde is zullen eerst de informatieverplichtingen met een specifieke sanctie worden beoordeeld. Daarna zullen de essentiële informatieverplichtingen zonder specifieke sanctie worden beoordeeld. Bij deze laatste categorie wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van de informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en het bevestigen van de informatie op een duurzame gegevensdrager.
4.6.
Coeo heeft voldoende aangetoond dat Zalando heeft voldaan aan de hiervoor besproken wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen. Op basis van die stellingen en onderbouwing stelt de kantonrechter vast dat de informatieverplichtingen in dit geval zijn nageleefd.
Verdere beoordeling
hoofdsom
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde01] een bedrag van € 163,50 aan hoofdsom verschuldigd is. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld om dit bedrag aan Coeo te betalen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.8.
Coeo maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt voor toewijzing in aanmerking. Door Coeo is in de bij de dagvaarding overgelegde e-mail van 27 juli 2021 een correcte termijn van vijftien dagen genoemd, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de e-mail. Daarnaast staat ook het anders te betalen bedrag aan incassokosten vermeld. Nu het om een e-mail gaat, moet ervan uit worden gegaan dat [gedaagde01] deze e-mail dezelfde dag heeft ontvangen. Er kan dus geen misverstand zijn ontstaan over de uiterste betalingstermijn. Weliswaar stelt [gedaagde01] dat hij geen enkele e-mail met aanmaning van Coeo (of haar gemachtigde of incassobureau) heeft ontvangen, maar dit acht de kantonrechter niet geloofwaardig. Bij repliek heeft Coeo namelijk aangegeven en met stukken onderbouwd dat naast de e-mails ook steeds brieven aan het juiste huisadres van [gedaagde01] zijn gestuurd met dezelfde informatie. Daarnaast stelt Coeo dat de e-mails steeds aan hetzelfde, bij bestelling opgegeven e-mailadres van [gedaagde01] zijn gestuurd en ook daadwerkelijk zijn geopend. Deze gegevens zijn als trackinformatie vermeld in de kop van de betreffende e-mails. Tot slot heeft [gedaagde01] zijn conclusie van dupliek aangebracht per e-mail via het betreffende e-mailadres, zodat vast staat dat [gedaagde01] nog steeds gebruik maakt van dit e-mailadres. Gelet op het bovenstaande is aan de wettelijke eisen voor het toewijzen van de incassokosten voldaan, omdat [gedaagde01] de informatie moet hebben ontvangen. De buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- zullen daarom worden toegewezen.
4.9.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Coeo volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
proceskosten
4.10.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Coeo tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 74,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 37,- tarief). Dit is totaal € 309,22.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Coeo te betalen € 205,78 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 163,50 vanaf 9 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Coeo tot vandaag vastgesteld op € 309,22;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Zie de artikel 6:230m e.v. van het Burgerlijk Wetboek.
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
3.Deze richtlijn is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.