In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand van vier maanden. De huurder, aangeduid als [gedaagde01], heeft een woning gehuurd van Havensteder en heeft een huurachterstand opgebouwd van € 2.907,71 tot en met april 2022, met bijkomende buitengerechtelijke kosten van € 419,33. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2022 werd vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 2.416,51 bedroeg, maar de huurder had sindsdien de huurbetalingen hervat.
De kantonrechter heeft de omstandigheden van de huurder in overweging genomen, waaronder een te laag inkomen en een spoedaanvraag bij het Perspectieffonds van de gemeente Rotterdam. Ondanks deze omstandigheden oordeelde de rechter dat de huurachterstand van vier maanden ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, waarbij de huurder werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. De proceskosten werden ook aan de huurder opgelegd, die in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder direct kon overgaan tot uitvoering van de uitspraak.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van een aanzienlijke huurachterstand voor de huurovereenkomst. De rechter heeft ook aangegeven dat er ruimte is voor een regeling, mits deze via het schuldhulptraject van de gemeente tot stand komt.