In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonplus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.907,68. De huurder betwistte de hoogte van de achterstand en stelde dat zij door de coronapandemie in financiële problemen was geraakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat en dat de huurder in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. Echter, de rechter oordeelde dat de huurachterstand inmiddels was afgenomen tot € 394,56 en dat de omstandigheden waaronder deze was ontstaan, in combinatie met het verbeterde betalingsgedrag van de huurder, niet voldoende gewicht hadden om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd afgewezen, maar de huurder werd wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wees ook de verzoeken van de huurder om een schadevergoeding en een betalingsregeling af, omdat Woonplus niet onrechtmatig had gehandeld en de huurder geen deugdelijke onderbouwing had gegeven voor de gevraagde schadevergoeding.