ECLI:NL:RBROT:2022:1031

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9349883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsregeling in huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonplus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.907,68. De huurder betwistte de hoogte van de achterstand en stelde dat zij door de coronapandemie in financiële problemen was geraakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat en dat de huurder in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. Echter, de rechter oordeelde dat de huurachterstand inmiddels was afgenomen tot € 394,56 en dat de omstandigheden waaronder deze was ontstaan, in combinatie met het verbeterde betalingsgedrag van de huurder, niet voldoende gewicht hadden om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd afgewezen, maar de huurder werd wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wees ook de verzoeken van de huurder om een schadevergoeding en een betalingsregeling af, omdat Woonplus niet onrechtmatig had gehandeld en de huurder geen deugdelijke onderbouwing had gegeven voor de gevraagde schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9349883 \ CV EXPL 21-24407
uitspraak: 11 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Woonplus” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 13 juli 2021, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 27 juli 2021;
  • de rolbeslissing van 24 september 2021;
  • de akte van Woonplus;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] met producties, ingediend per e-mail van 15 december 2021;
  • de akte uitlaten producties van Woonplus.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Tussen Woonplus als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te Schiedam (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
De huur bedraagt thans € 513,12 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
De gemachtigde van Woonplus heeft [gedaagde] bij brief van 10 mei 2021 aangemaand om binnen een termijn van veertien dagen vanaf de dag dat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, een totaalbedrag van € 1.881,44 aan Woonplus te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met de wettelijke rente en een bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten.

3..De vordering

3.1.
Woonplus heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te Schiedam, [adres] , te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van die het gehuurde en tot betaling aan Woonplus van een bedrag van € 2.991,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.907,68 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 513,12 voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde in zijn bezit zal houden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Woonplus - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen en heeft, ondanks aanmaning, een huurachterstand ten bedrage van € 2.907,68, berekend tot en met de maand juli 2021, laten ontstaan. De huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Daarnaast is [gedaagde] een bedrag van € 8,92 aan tot 8 juli 2021 berekende wettelijke rente over de huurachterstand verschuldigd geworden alsmede een bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Woonplus heeft zowel bij haar akte van 18 november 2021 als de akte van 13 januari 2022 een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Uit de specificatie bij de akte van 13 januari 2020 volgt dat er nog sprake is van een huurachterstand van € 394,56, berekend tot en met de maand december 2021.
3.4.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Het is niet juist dat de huur van december 2021 nog niet betaald zou zijn. In november 2021 is namelijk tweemaal huur betaald. Daarnaast heeft [gedaagde] in juli 2021 een totaalbedrag van € 2.000,00 betaald. [gedaagde] heeft betalingsbewijzen in het geding gebracht. [gedaagde] heeft een horecazaak en is in financiële problemen geraakt door de coronapandemie en de in verband daarmee getroffen overheidsmaatregelen. Zij ontvangt geen financiële steun van de overheid. [gedaagde] is het niet eens met het in de dagvaarding genoemde bedrag aan huurachterstand en stelt dat er thans nog een bedrag van € 394,56 openstaat. [gedaagde] wil dit bedrag in termijnen van € 250,00 per maand voldoen.
3.5.
Woonplus heeft zich in deze procedure erg onprofessioneel opgesteld. [gedaagde] wordt maandenlang aan het lijntje gehouden. Woonplus bedient zich in haar correspondentie van dreigende taal over de ontruiming van het gehuurde en vordert onjuiste en veel te hoge bedragen, ten gevolge waarvan [gedaagde] emotionele en fysieke klachten ervaart. [gedaagde] vraagt om die reden een schadevergoeding van Woonplus.

4..De beoordeling

4.1.
Woonplus heeft bij akte van 13 januari 2022 de huurachterstand nader gespecificeerd tot een bedrag van € 394,56, berekend tot en met de maand december 2021. In de door Woonplus overgelegde specificatie zijn alle betalingen opgenomen, waarvan door [gedaagde] bewijzen zijn overgelegd, behoudens de betalingen van 2 november 2021 en 26 november 2021 van elk € 513,12. Ten aanzien van laatstgenoemde betalingen heeft Woonplus echter gesteld en door overlegging van een screenshot uit haar boekhouding in voldoende mate onderbouwd dat die betalingen betrekking hebben op de huur van de maanden oktober 2021 en november 2021. Dat betekent dat de betalingen van 2 november 2021 en 26 november 2021 geen relevantie hebben voor onderhavige vordering. Het voorgaande leidt er dan ook toe dat Woonplus met alle door [gedaagde] verrichte betalingen rekening heeft gehouden, maar dat desondanks een huurachterstand resteert van € 394,56, berekend tot en met de maand december 2021. [gedaagde] heeft bovendien ook erkend dat de huurachterstand thans nog € 394,56 bedraagt, zodat van de juistheid van daarvan zal worden uitgegaan en dit bedrag toewijsbaar is.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] de maandelijkse huur meerdere malen niet of niet tijdig heeft voldaan, zodat vast staat dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te (doen) ontbinden. Dat is alleen anders wanneer de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. In dat kader is van belang dat [gedaagde] in de loop van de onderhavige procedure diverse betalingen heeft verricht, waardoor de huurachterstand inmiddels fors is afgenomen en er zelfs sprake is van een huurachterstand van minder dan één maand. Voorts weegt bij deze beoordeling zwaar mee dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat haar horecazaak in financiële problemen is geraakt door de coronapandemie en de ten gevolge daarvan getroffen overheidsmaatregelen en dat [gedaagde] geen financiële overheidssteun ontvangt. Ondanks deze moeilijke omstandigheden heeft [gedaagde] kans gezien de huurachterstand terug te brengen tot minder dan één maand.
4.3.
Hoewel het feit dat de huurachterstand grotendeels is ingelopen niet wegneemt dat door het niet (tijdig) betalen van de huur sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, is de kantonrechter van oordeel dat die tekortkoming - vanwege de significante verbetering van het betalingsgedrag van [gedaagde] in combinatie met de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de huurachterstand is ontstaan - op dit moment van onvoldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te kunnen rechtvaardigen. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden afgewezen. De vordering ten aanzien van de nog te vervallen huurpenningen deelt hetzelfde lot.
4.4.
De gevorderde tot 8 juli 2021 verschenen wettelijke rente van € 8,92 alsmede de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021 tot de dag der algehele voldoening zullen, als niet onvoldoende gemotiveerd weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
4.5.
Woonplus maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’). De namens Woonplus aan [gedaagde] c.s. gezonden aanmaning van 10 mei 2021 - waarvan de ontvangst door [gedaagde] niet is betwist - voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu het door Woonplus gevorderde bedrag het op grond van het Besluit maximaal toegestane bedrag aan buitengerechtelijke kosten niet overstijgt, zal het gevorderde bedrag van € 75,00 worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] heeft verzocht het verschuldigde in termijnen van € 250,00 per maand te mogen voldoen. Woonplus is niet met dit voorstel akkoord gegaan. Op grond van artikel 6:29 BW is Woonplus ook geenszins verplicht akkoord te gaan met betaling in gedeelten. Daarnaast is de kantonrechter op grond van voornoemd artikel niet gerechtigd zonder instemming van Woonplus een betalingsregeling vast te stellen. Uiteraard staat het [gedaagde] vrij om zich na het wijzen van vonnis nogmaals tot (de gemachtigde van) Woonplus te wenden teneinde eventueel een betalingsregeling te treffen.
4.7.
Ten slotte heeft [gedaagde] gesteld dat Woonplus zich (in deze procedure) onprofessioneel heeft opgesteld, hetgeen bij [gedaagde] heeft geleid tot emotionele en fysieke klachten. In dat kader stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat Woonplus aan haar een schadevergoeding dient te betalen.
4.8.
De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat de reactie van Woonplus op het mondelinge verweer van [gedaagde] op de rolzitting van 27 juli 2021 onnodig lang op zich heeft laten wachten. Dat enkele feit betekent echter nog niet dat Woonplus daarmee onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Daarnaast is - in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] stelt - niet gebleken dat Woonplus onjuiste of te hoge bedragen heeft gevorderd. Uit de in deze procedure overgelegde specificaties en betalingsbewijzen volgt dat de bij dagvaarding gevorderde huurachterstand op het moment van dagvaarden juist was. Dat deze achterstand, hangende de procedure, ten gevolge van de door [gedaagde] verrichte betalingen is afgenomen, maakt dit niet anders. Ook de weigering van Woonplus om een betalingsregeling te treffen levert geen onrechtmatig handelen van de zijde van Woonplus op. Zoals hiervoor al is overwogen kan Woonplus immers niet verplicht worden een betalingsregeling met [gedaagde] te treffen.
4.9.
Gelet op het voorgaande is van onrechtmatig handelen van Woonplus geen sprake. Bovendien heeft [gedaagde] verzuimd deugdelijk te onderbouwen dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden en hoe groot deze schade exact is. Ten slotte heeft [gedaagde] terzake geen concrete reconventionele (tegen)vordering ingesteld. Een en ander leidt er dan ook toe dat van een door Woonplus te betalen schadevergoeding in het kader van deze procedure geen sprake kan zijn en de stellingen van [gedaagde] op dit punt zullen worden verworpen.
4.10.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Woonplus worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen € 394,56 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand december 2021, € 8,92 aan tot 8 juli 2021 verschenen wettelijke rente en € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief rente en kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf 13 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus vastgesteld op € 628,39 aan verschotten (waarvan € 507,00 aan griffierecht en
€ 121,39 aan dagvaardingskosten) en € 327,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487