In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een vader, die een drugsverleden heeft, en zijn 5-jarige dochter. De man had verzocht om onbegeleid contact met zijn dochter, maar de vrouw, de moeder van het kind, bleef bij haar standpunt dat alleen begeleide omgang mogelijk was, gezien de gebeurtenissen uit het verleden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en het verloop van de procedure, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van het Rotterdams Omgangshuis. De man trok uiteindelijk zijn verzoek om omgang in, wat door de rechtbank als ingetrokken werd beschouwd. De vrouw had ook een zelfstandig verzoek ingediend, maar dit werd eveneens ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat het partijen niet was gelukt om tot een omgangsregeling te komen, ondanks de inspanningen van beide partijen. De rechtbank heeft wel een informatieregeling toegewezen, waarbij de vrouw de man elke vier maanden een update en een recente foto van hun dochter moet toesturen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.