ECLI:NL:RBROT:2022:10297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/10/608011 / FA RK 20-8953
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen een vader met drugsverleden en zijn dochter

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een vader, die een drugsverleden heeft, en zijn 5-jarige dochter. De man had verzocht om onbegeleid contact met zijn dochter, maar de vrouw, de moeder van het kind, bleef bij haar standpunt dat alleen begeleide omgang mogelijk was, gezien de gebeurtenissen uit het verleden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en het verloop van de procedure, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van het Rotterdams Omgangshuis. De man trok uiteindelijk zijn verzoek om omgang in, wat door de rechtbank als ingetrokken werd beschouwd. De vrouw had ook een zelfstandig verzoek ingediend, maar dit werd eveneens ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat het partijen niet was gelukt om tot een omgangsregeling te komen, ondanks de inspanningen van beide partijen. De rechtbank heeft wel een informatieregeling toegewezen, waarbij de vrouw de man elke vier maanden een update en een recente foto van hun dochter moet toesturen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/608011 / FA RK 20-8953
Beschikking van 10 november 2022 betreffende de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat mr. R.A.A.H. van Leur te Dordrecht,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A.E. Barendsen te Rotterdam.
Dit verzoek heeft betrekking op de minderjarige:
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind].

1..De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van deze rechtbank van 13 september 2021;
  • het eindverslag van het Rotterdams Omgangshuis van 20 juni 2022;
  • het bericht van de zijde van de vrouw van 3 augustus 2022;
  • het verweerschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 11 oktober 2022;
  • het gewijzigd verzoekschrift van de man, ingekomen op 20 oktober 2022;
  • het bericht van de zijde van de vrouw van 21 oktober 2022.
1.2.
Partijen zien af van een mondelinge behandeling. De rechtbank zal op basis van de stukken beslissen.

2..De verdere vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 13 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat partijen worden doorverwezen naar het Uniform Hulpaanbod. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat partijen met behulp van het hulpverleningstraject via het Omgangshuis zullen bewerkstelligen dat het contact tussen de man en [naam kind] wordt hersteld en dat zij afspraken zullen maken aan de hand waarvan [naam kind] onbelast contact kan hebben met beide partijen.

3..De verdere beoordeling

3.1.
Omgangsregeling
3.1.1.
De man verzocht destijds een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht
(hierna: omgangsregeling) vast te stellen die inhield dat tussen hem en [naam kind] ten minste
drie uur per week omgang zal plaatsvinden, onder begeleiding van De Hoop te Dordrecht. Inmiddels wil de man graag onbegeleid contact met [naam kind].
3.1.2.
De vrouw voerde gemotiveerd verweer en verzocht anders, bij wijze van zelfstandig verzoek, een omgangsregeling vast te stellen waarbij de man één keer in de zes weken omgang zal hebben met [naam kind] onder begeleiding van Coach-point of een andere professionele partij.
3.1.3.
De man bericht de rechtbank op 20 oktober 2022 dat hij zijn verzoek niet meer handhaaft en niet op de mondelinge behandeling zal verschijnen. De rechtbank zal het verzoek van de man om omgang als ingetrokken beschouwen en afwijzen.
De vrouw bericht de rechtbank op 21 oktober 2022 dat zij evenmin reden ziet om de mondelinge behandeling doorgang te laten vinden nu er geen omgangsverzoek meer voorligt. De rechtbank zal het zelfstandige verzoek van de vrouw ook als ingetrokken beschouwen en afwijzen.
3.1.4.
Ten aanzien van de omgang tussen de man en [naam kind] laat de afgelopen periode zich als volgt weergeven. Partijen hebben een aantal jaren een relatie gehad. Al snel is [naam kind] geboren. Tijdens de relatie heeft de man een slechte periode gehad. Er was sprake van middelengebruik en hij was nauwelijks beschikbaar voor de vrouw en [naam kind]. De vrouw heeft de relatie verbroken. Toch was er altijd contact tussen de man en [naam kind]. Soms werd dit geregeld via instanties als Jeugdbescherming, maar periodes ook in onderling overleg en onder begeleiding van grootouders van de zijde van de vrouw. In juli 2019 heeft de vrouw de omgang stopgezet. Volgens de vrouw bleef de man zich tegenover haar misdragen. De man heeft zich in september 2019 laten opnemen bij De Hoop, omdat hij niet meer afhankelijk wilde zijn van middelen.
In november 2019 liet de man via een medewerker van De Hoop weten, weer contact met [naam kind] te willen. De vrouw gaf aan daar nog niet aan toe te zijn en het later nog eens voor te stellen. Meteen daarop heeft de man een verzoek bij de rechtbank ingediend om omgang met [naam kind]. De vrouw was het daar niet mee eens. De raad heeft daarna onderzoek gedaan of omgang wel in het belang van [naam kind] was en zo ja, in welke vorm. De raad adviseerde de omgang via het omgangshuis te laten verlopen. Die omgang heeft zeven keer plaatsgevonden en verliep goed. Het contact tussen de man en [naam kind] verliep ontspannen en [naam kind] had steeds meer plezier met de man. Uit het verslag van het omgangshuis blijkt dat de man de omgang vanaf daar graag wil opbouwen op de zaterdag, een paar uur onbegeleid. De advocaat van de man heeft initiatief genomen om Coach-point in te schakelen voor begeleide omgang. Deze begeleide omgang is niet van de grond gekomen.
De vrouw bleef echter bij haar standpunt dat ze niet meer dan 1 keer per 6 weken omgang tussen de man en [naam kind] wil op een neutrale plek. Ze heeft dat uitgebreid uitgelegd in haar verweerschrift van 11 oktober 2022. Kort en bondig gezegd heeft de vrouw er weinig vertrouwen in dat de afspraken die zij met de man maakt nagekomen zullen worden. De vrouw is van mening dat er een verschil is in woord en daad van de man. De vrouw geeft als voorbeelden daarbij een aantal incidenten die zijn voorgevallen van 2017 tot en met 2019. De vrouw ziet wel mogelijkheden tot herstel van dit vertrouwen maar vindt dat de man zich dan moet aanpassen. Wanneer de man het verleden zou erkennen en niet meer zou dreigen, schelden of verwijten, er geen signalen meer zouden zijn van een milieu waarin alcohol, drugs en criminaliteit spelen, zou werken aan agressieregulatie en wanneer de man niet wegloopt op cruciale momenten is er volgens de vrouw in de toekomst ruimte voor onbegeleide omgang. De vrouw is ook bang dat het korte lontje van de man nadelig kan uitwerken voor [naam kind].
Na het lezen van het verweerschrift heeft de man zijn verzoek om omgang ingetrokken. De man heeft geconstateerd dat de vrouw geen rol voor hem als de vader van [naam kind] ziet. De man stelt dat de vrouw verhalen uit het verre verleden blijft ophalen en verwijten maakt. Daarom gaat de man ervan uit dat [naam kind] geen emotionele toestemming zal krijgen om bij haar vader gelukkig te zijn. De man vindt het onaanvaardbaar dat [naam kind] tussen haar vader en moeder in moet staan en de strijd moet voelen die over haar hoofd gevoerd wordt.
3.1.5.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken van beide partijen en vindt het heel jammer dat het partijen na al deze jaren niet gelukt is om omgang tussen de man en [naam kind] te realiseren. Beide partijen hebben, ieder op hun eigen manier, hun uiterste best gedaan om te zorgen voor omgang tussen de man en [naam kind]. Het is partijen echter niet gelukt om tot een overeenstemming te komen om een plan van aanpak te maken en zelfstandig een omgangsregeling af te spreken bij het omgangshuis. Het beoogde doel is dus niet behaald.
Hoewel de vrouw schrijft over alle incidenten en momenten waaruit zou blijken dat het de afgelopen jaren niet goed ging tussen de man en [naam kind], is het van belang dat de vrouw inziet dat ook de man veel moeite gedaan heeft om te veranderen en omgang met zijn dochter te krijgen. De man heeft zich door de jaren heen – waarin hij nauwelijks tot geen omgang met [naam kind] had – steeds welwillend opgesteld in het proces van het raadsonderzoek en het omgangshuis. Uit de gesprekken van de raad met [naam] van de Hoop en mw. Dunsbergen van de reclassering over de man, komt een beeld naar voren van een vader die inziet dat hij fouten begaan heeft, die betrokken is op [naam kind], dol op haar is en haar graag wil zien. Ook uit het verslag van het omgangshuis blijkt dat de omgangsmomenten en het contact tussen de man en [naam kind] positief verliepen en zij veel om elkaar geven. Zowel de man als [naam kind] hebben er zichtbaar van genoten en hebben plezier beleefd.
De vrouw lijkt het moeilijk te vinden om het vertrouwen in de man terug te vinden, ondanks alle goede stappen. De man lijkt zich moeilijk te kunnen inleven in wat zijn gedrag in het verleden heeft gedaan met de emoties van de vrouw en met haar vertrouwen in hem. Hij lijkt niet te beseffen dat verloren gegaan vertrouwen maar langzaam terugkomt. Het is heel jammer dat deze belemmeringen, zowel bij de vrouw als bij de man, eraan in de weg staan dat [naam kind] in deze fase van haar leven plezier kan beleven aan het contact met haar vader.
Het is te hopen dat in de toekomst nieuwe stappen gezet kunnen worden in de richting van omgang tussen de man en [naam kind]. Voor die stappen moeten beide partijen zich inspannen en wellicht zich wegcijferen, in het belang van hun dochter.
3.2.
Informatieregeling
3.2.1.
De man verzoekt aanvullend om een informatieregeling waarbij de man iedere vier maanden een update over het leven van [naam kind] en een recente goed lijkende foto ontvangt.
3.2.2.
Bij brief van 21 oktober 2022 van de vrouw stemt zij in met het verzoek van de man. De rechtbank zal het verzoek toewijzen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van 1 december 2022 aan de man eenmaal per vier maanden een recente en goed gelijkende kleurenfoto van [naam kind] doet toekomen en hem tevens een update geeft over het leven van [naam kind];
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Buizer, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M. Bakker op 10 november 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.