ECLI:NL:RBROT:2022:10275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
10/053789-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 29 februari 2020, tijdens een ruzie met haar ex-partner, met een aardappelschilmesje in zijn nek gestoken, wat resulteerde in een snijwond van 1 centimeter. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever, ondanks dat het letsel relatief beperkt was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Bij de strafmaat is rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels weer goede vrienden is met het slachtoffer en haar leven op de rit heeft gekregen. De rechtbank heeft ook de rapportages van de reclassering in overweging genomen, die positief waren over de inzet en ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die haar strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie de bewezenverklaring van de poging tot doodslag had geëist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/053789-20
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [woonplaats01] ,
raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Kloos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De poging tot doodslag kan niet worden bewezen en de verdachte dient daarvan dus te worden vrijgesproken. De verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van de aangever [aangever01] (haar ex-partner), ook niet in voorwaardelijke zin. Zij heeft, toen de aangever haar uitschold en beledigde, uit boosheid en frustratie met een aardappelschilmesje een snijbeweging gemaakt en daarbij de aangever in zijn nek geraakt. Het aardappelschilmesje had zij in haar hand omdat zij een mango aan het snijden was. Evenmin was er sprake van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel. In het dossier staat niets vermeld over de kracht waarmee is gestoken of gesneden. Verder was het letsel dat daarbij is toegebracht, gering, namelijk een snijwond van 1 centimeter.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder de (deels) bekennende verklaring van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 29 februari 2020 bij haar thuis op de bank zat samen met de aangever en zij toen met een mes in de nek van de aangever heeft gestoken. Zij heeft van een korte afstand met een zwaaiende beweging met een mes naar de aangever uitgehaald en daarbij zijn nek geraakt. Daarmee heeft zij bij de aangever een verwonding van een centimeter in zijn nek toegebracht, die hevig bloedde op het moment dat de politie ter plaatse kwam. De wond is in het ziekenhuis gehecht met één hechting.
De nek is een kwetsbaar deel van het lichaam, waarin zich vitale delen bevinden, zoals de slagaders. Naar het oordeel van de rechtbank moet de kans dat door de zwaaiende beweging met het mes in de richting van de nek van de aangever dodelijk letsel zou zijn toegebracht als aanmerkelijk worden beschouwd en de verdachte heeft door met het mes deze beweging te maken deze kans ook bewust aanvaard. Er is dus sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever. De rechtbank vindt het daarbij niet redengevend welk mes de verdachte heeft gebruikt en met hoeveel kracht dit gepaard ging. Ook het op korte afstand zwaaien met een aardappelschilmesje richting de nek kan – ook zonder daarbij veel kracht te gebruiken – leiden tot potentieel dodelijk letsel. Dat de uiteindelijke verwonding relatief beperkt is gebleven, doet daar niet aan af.
4.1.3.
Conclusie
De poging tot doodslag is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 29 februari 2020 te [plaats01]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de nek van die [slachtoffer01] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door – onder invloed van een ruzie in de relatiesfeer, gecombineerd met alcoholgebruik – met een mes naar haar ex-partner uit te halen. Het is aan omstandigheden buiten de wil van de verdachte om te danken dat de lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer relatief beperkt zijn gebleven. Haar ex-partner is geschrokken van de aanval, die voor hem uit het niets kwam. Hij heeft pijn en letsel ondervonden en zich in het ziekenhuis moeten laten behandelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De reclassering heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2020 en 9 juni 2020. Daarnaast heeft de reclassering op 22 november 2021 een voortgangsverslag uitgebracht en op 11 oktober 2022 een ‘samenvatting inzake toezicht’ toegezonden.
Uit de verschillende documenten blijkt dat de verdachte veel baat heeft gehad bij het toezicht en de behandeling die haar waren opgelegd bij de schorsing van haar voorlopige hechtenis. In maart 2020 sprak de reclassering van psychische klachten als gevolg van de dynamiek van haar relatie met het slachtoffer. Zij was eenzaam en had geen dagbesteding of ondersteunend netwerk. In juni 2020 rapporteerde de reclassering dat de verdachte depressief en suïcidaal was, ook ten tijde van het incident. Uit het voortgangsverslag van november 2021 komt een verbeterde situatie naar voren: de recidivekans werd laag ingeschat, want de verdachte had een dagbesteding en was actief lid van een kerk. Ze zou binnenkort schuldenvrij zijn, gebruikte al anderhalf jaar geen alcohol meer en was psychisch stabiel dankzij therapie en antidepressiva. Ook in de ‘samenvatting inzake toezicht’ van oktober 2022 is de reclassering onverminderd positief over de verdachte en de doorgezette verandering. Zij wordt daarin omschreven als een fijne, oprechte vrouw die gezien wordt als voorbeeld voor succesvolle re-integratie. De verdachte is deels arbeidsongeschikt en heeft voor het overige een dagbesteding als gastvrouw via [bedrijf01].
Ter zitting heeft de verdachte ook zelf verteld dat het goed met haar gaat, dat zij abstinent is van alcohol en ook geen wens meer heeft tot het nuttigen van alcohol. Zij leeft thans weer op goede voet met het slachtoffer.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen hetgeen zij heeft verklaard; dat het slachtoffer haar het incident niet langer nadraagt en zij inmiddels weer goede vrienden zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan die voorstelling van zaken te twijfelen.
De rechtbank constateert verder in het voordeel van de verdachte dat zij de hulp die haar geboden is met beide handen heeft aangegrepen en de reclassering haar inzet en ontwikkeling prijst. De rechtbank krijgt de indruk dat de verdachte haar leven in de tijd tussen het incident en de zitting op de rit heeft gekregen en ook zal blijven doen wat nodig is om dat zo te houden. Daaronder valt ook het abstinent blijven van alcohol. Dit beeld komt uit de rapportering van de reclassering naar voren, maar ook uit wat de verdachte op de zitting heeft verteld.
Alles afwegend en rekening houdend met voornoemde omstandigheden, ziet de rechtbank aanleiding om een groot deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en het onvoorwaardelijke deel te beperken tot de duur van het voorarrest van 39 dagen. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal een proeftijd van een jaar worden verbonden in plaats van de (min of meer) gebruikelijke twee jaar, omdat de verdachte zich al meer dan twee jaar met goed gevolg aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
141 (honderdeenenveertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
mrs. N. Freese en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 29 februari 2020 te [plaats01]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes in de nek/hals van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 29 februari 2020 te [plaats01]
[slachtoffer01] heeft mishandeld door met een mes in de nek/hals van die [slachtoffer01]
te steken