ECLI:NL:RBROT:2022:10274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
10/325099-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld met gevangenisstraf en taakstraf

Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2021 in Nissewaard, openlijk en met geweld, de mobiele telefoon van zijn toenmalige vriendin heeft weggenomen. De verdachte heeft de aangeefster dreigend benaderd en haar telefoon uit haar jaszak getrokken, waarbij hij haar heeft geduwd en aan haar arm heeft getrokken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een taakstraf van 240 uren, waarvan 180 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod ten aanzien van haar woonplaats. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij de verdachte € 1.885,- aan schadevergoeding moet betalen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en een laag recidiverisico werd toegeschreven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/325099-21
Datum uitspraak: 9 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. W. van der Voet, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met geweld (met partiële vrijspraak ten aanzien van het medeplegen en het zwaar lichamelijk letsel);
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes dagen met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 28 april 2022 (contact- en locatieverbod), en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met geweld de mobiele telefoon van de aangeefster, zijn toenmalige vriendin, heeft afgepakt en heeft meegenomen en zich deze telefoon dus wederrechtelijk heeft toegeëigend. Er is ook voldoende bewijs dat de verdachte de aangeefster daarbij tweemaal in haar gezicht (tegen haar oog en mond) heeft geslagen. De verklaring van de aangeefster vindt op dit punt voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de getuige [getuige01] die ook zegt te hebben gezien dat de verdachte de aangeefster sloeg en de bevindingen van de verbalisanten en de forensisch arts ten aanzien van het letsel van de aangeefster. De verklaring van de verdachte dat het letsel bij de aangeefster is ontstaan doordat hij haar in de worsteling per ongeluk in haar gezicht heeft geraakt met zijn elleboog/onderarm, is ongeloofwaardig.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld. Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 30 november 2021 de mobiele telefoon van de aangeefster heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Hij heeft daarbij geweld gebruikt. Hij liep op de [straatnaam01] in [plaats01] dreigend op de aangeefster af en duwde haar in de richting van de [straatnaam02] . Hij zei tegen haar dat zij haar telefoon moest geven. Toen zij dat weigerde, probeerde hij de telefoon van haar af te pakken. Hij stond daarbij dreigend voor haar en er ontstond een worsteling, waarbij hij haar meerdere malen heeft geduwd en aan haar arm heeft getrokken. Uiteindelijk heeft hij haar telefoon uit de zak van haar badjas gehaald en is hij daarmee weggelopen. De verdachte heeft dit ook bekend.
De overige in de tenlastelegging genoemde feitelijke handelingen acht de rechtbank niet bewezen. Hetgeen de aangeefster daarover heeft verklaard, vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Ook voor het slaan/stompen met de vuist in het gezicht (tegen het oog en de mond) van de aangeefster acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. De verklaring van de getuige [getuige01] dat hij ‘in zijn ooghoek’ zag dat de verdachte vol in het gezicht van de aangeefster uithaalde terwijl zij tussen twee auto’s stonden, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen dienen als (ondersteunend) bewijs, omdat deze getuige heeft verklaard dat hij dit zich later pas herinnerde nadat hij had gehoord dat de aangeefster was geslagen. Ook de camerabeelden ondersteunen de verklaring van de getuige op dit punt niet, omdat deze handelingen daar niet op te zien zijn, terwijl de aangeefster en de verdachte op dat moment wel tussen twee auto’s stonden. Uit de bevindingen van de verbalisanten en de medische informatie/letselbeschrijving die is opgemaakt door de forensisch arts blijkt dat er bij de aangeefster sprake was van een bloeduitstorting rondom het rechteroog, een neusbreuk rechts en een dikke bovenlip. Daarnaast is door de moeder van de aangeefster, toen hierover navraag werd gedaan, verteld dat ook sprake was van beschadigingen aan het gebit. Dit letsel kan naar het oordeel van de rechtbank echter ook passen bij hetgeen volgens de verdachte is gebeurd, namelijk dat hij de aangeefster tijdens de worsteling met zijn rechterarm naar zich toe trok en zij daarbij met haar gezicht tegen zijn elleboog/onderarm terecht is gekomen. Diens verklaring op dit punt kan dan ook niet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Verder is niet bewezen dat de verdachte dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd of dat hij hierbij met geweld heeft gedreigd. Ook is het toegebrachte letsel niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, zodat ook de strafverzwarende omstandigheid dat dit feit of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, niet kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 30 november 2021 te [plaats01] , gemeente Nissewaard, openlijk, te weten op de [straatnaam02] en/of de [straatnaam01] , in elk geval op of aan de openbare weg ,
een mobiele telefoon (Iphone 11 Pro), die aan [slachtoffer01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- dreigend op die [slachtoffer01] af te lopen/stappen en/of dreigend tegenover die [slachtoffer01] te gaan staan en
- meermalen die [slachtoffer01] te duwen en
- meermalen aan de arm van die [slachtoffer01] te trekken en
- de woorden toe te voegen "geef me je telefoon" en
- de telefoon uit jas zak te trekken althans te halen
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft midden op straat en met gebruikmaking van geweld de mobiele telefoon van zijn toenmalige vriendin afgepakt en meegenomen. Hij heeft het slachtoffer daarmee pijn gedaan, fors letsel toegebracht en geen respect getoond voor haar en voor haar eigendommen. Zoals onder meer naar voren komt uit de door haar op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring, heeft dit feit ook geestelijk een aanzienlijke impact op haar. Zij was bang toen dit gebeurde en kampt nog steeds met onder meer angstgevoelens. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad, maar alleen gelet op zijn eigen belang. Naar eigen zeggen wilde hij op haar telefoon kijken omdat hij had gehoord dat zij op Snapchat flirtte met een ander. Dat hij dacht dit recht te hebben en dat hij om dat te bewerkstelligen zich zo agressief heeft opgesteld tegenover zijn vriendin, is zorgelijk en ernstig. Gelet op het openlijke karakter hiervan, brengt dit geweldsmisdrijf ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage reclassering
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 28 april 2022. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag en acht hulpverlening niet geïndiceerd. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte het feit heeft gepleegd tegen zijn ex-vriendin, met wie hij twee jaar een relatie heeft gehad, acht de reclassering wel een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer en een locatieverbod voor haar woonplaats [woonplaats02] nodig. De reclassering adviseert daarom om een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dit contactverbod en locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank let bij bepalen van de strafmaat en de duur van de straf op de ernst en de aard van het feit en neemt daarbij ook in aanmerking de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het nadeel van de verdachte wordt rekening gehouden met zijn houding op de zitting. De verdachte heeft eerder bij de politie en de reclassering gezegd spijt te hebben van hetgeen hij heeft gedaan en de raadsvrouw heeft aangegeven dat vanuit de verdediging ook is geprobeerd om mediation op te starten, maar op de zitting nam de verdachte een andere houding aan. Na het horen van de slachtofferverklaring kwam hij niet met een uiting van spijt. Ook bleef hij volhouden dat hij destijds, tijdens de relatie met het slachtoffer, wel het recht had om op haar telefoon te kijken als hij dat wilde. Hoewel hij uitsprak dat hij zich verantwoordelijk voelt voor wat er is gebeurd, leek hij met name bezig te zijn met de gevolgen die het voor hemzelf heeft gehad en gaf hij aan het zich zo snel mogelijk achter zich te willen laten. Daarbij lijkt hij niet te beseffen welke gevolgen zijn handelen voor – met name – het slachtoffer heeft. Daarom maakt de rechtbank zich zorgen over hoe de verdachte zich in toekomstige relaties zal gedragen. Anderzijds neemt de rechtbank in strafmatigende zin in aanmerking dat zijn aanhouding en het verblijf gedurende 6 dagen op het politiebureau wel indruk op hem heeft gemaakt. Ook houdt de rechtbank rekening met zijn jonge leeftijd (20 jaar), het tijdsverloop en de omstandigheid dat hij zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 dagen (gelijk aan het door hem ondergane voorarrest) in combinatie met een forse taakstraf op zijn plaats. De rechtbank acht de maximale taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. Gelet op het advies van de reclassering en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van deze taakstraf, namelijk 180 uren, voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod en locatieverbod in de zin als geadviseerd door de reclassering.
Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, komt zij tot een lagere straf dan geëist.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde01] , bijgestaan door mr. P. Hogerbrugge, advocaat te Rotterdam, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade (eigen risico ziektekostenverzekering) en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vordering tot vergoeding van materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging betwist niet dat als gevolg van het door de verdachte gepleegde feit bij de benadeelde partij ook immateriële schade is toegebracht, maar stelt dat daarvoor hooguit een vergoeding van € 750,- toewijsbaar is omdat geen sprake is geweest van het slaan met de vuist in het gezicht. Ook is de uitspraak waarnaar in de vordering is verwezen niet vergelijkbaar.
8.3.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Er is – zoals hiervoor benoemd – allereerst sprake van lichamelijk letsel, namelijk een bloeduitstorting onder het rechteroog, een fractuur van het neusbeen en beschadigingen aan het gebit (afgebroken delen tandglazuur bij meerdere tanden). De benadeelde partij heeft daarvan pijn en ongemak ondervonden en moest hiervoor worden behandeld in het ziekenhuis (bij de KNO-arts) en de tandarts. Dit letsel en de genoemde gevolgen daarvan staan in rechtstreeks verband met het bewezen handelen van de verdachte. Dat niet bewezen is dat hij de benadeelde partij met de vuist in haar gezicht (tegen haar oog en mond) heeft geslagen, doet daar niet aan af. Hij heeft haar met geweld haar telefoon afhandig gemaakt en in de worsteling die daarbij ontstond heeft hij haar dit letsel toegebracht, hetgeen door hem ook niet wordt betwist.
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade indien hij op andere wijze in de persoon is aangetast. Van dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is van zodanig letsel. Uit de onderbouwing van de vordering en hetgeen de benadeelde partij en haar advocaat op de zitting naar voren hebben gebracht blijkt dat het bewezen handelen van de verdachte een behoorlijke impact op haar heeft gehad. Zij kampt met gevoelens van angst waardoor zij plaatsen vermijdt waar zij de verdachte mogelijk kan treffen. Ook ondervindt zij slaap- en concentratieproblemen omdat deze gebeurtenis vaak terugkomt in haar gedachten en zij daar last van blijft houden. Gesteld is dat zij hiervoor hulp heeft gezocht bij een orthopedagogische en psychologische praktijk en dat na de behandeling van de strafzaak zal worden gestart met een traumabehandeling (EMDR) bij deze praktijk. Dit is onderbouwd met het behandelplan dat door de behandelaar bij deze praktijk is opgesteld na het intakegesprek dat op 2 februari 2022 heeft plaatsgevonden.
De geleden immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, worden vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige nietontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, te weten de kosten die zij moet maken voor de traumabehandeling die binnenkort wordt opgestart. Deze behandeling wordt vergoed vanuit de basisverzekering, maar daarbij moet zij eerst haar eigen risico ter hoogte van € 385,- aanspreken en dit bedrag komt dus voor haar rekening. Deze vordering is voldoende onderbouwd en is door de verdachte niet weersproken. Daarom zal deze vordering worden toegewezen.
Wettelijke rente en kosten
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.885,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich niet bevinden in [plaats01] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarde zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf, groot 60 uren, niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde01] te betalen een bedrag van
€ 1.885,- (zegge: achttienhonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde01] te betalen
€ 1.885,-(hoofdsom,
zegge: achttienhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.885,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
28 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 30 november 2021 te [plaats01] , gemeente Nissewaard, openlijk, te weten op de [straatnaam02] en/of de [straatnaam01] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (mobiele)telefoon (Iphone 11 Pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen althans eenmaal dreigend op die [slachtoffer01] af te lopen/stappen en/of dreigend tegenover die [slachtoffer01] te gaan staan althans zich dreigend aan die [slachtoffer01] op te dringen en/of
- meermalen althans eenmaal die [slachtoffer01] te duwen en/of
- meermalen althans eenmaal aan de arm en/of het lichaam van die [slachtoffer01] te trekken en/of rukken (teneinde die [slachtoffer01] (tegen haar wil) naar/in een voertuig (personenauto) te krijgen) en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "ga mee met mij in de auto en geef me jouw telefoon" en/of "je houdt je kanker bek, weet je wie de gelukkige is die vandaag dood gaat. Dat ben jij" en/of "geef me je telefoon" en/of "kom op je moet in de auto" en/of "je moet nu in de auto stappen en je mag niets tegen de politie zeggen over wie wij zijn", althans woorden van gelijke strekking of aard en/of
- meermalen althans eenmaal (met gebalde) vuist op het oog en/of mond althans het lichaam van die [slachtoffer01] te slaan en/of te stompen en/of (waardoor) die [slachtoffer01] ten val kwam en/of
- de telefoon uit jas zak te trekken althans te halen
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere althans één (deels) gebroken tand en/of een gebroken neus bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)