Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], had een pistool en verschillende kogelpatronen in zijn woning, opgeslagen in een afgesloten kluis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen op of omstreeks 9 juli 2021 in [plaats01] voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft in haar vonnis rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en de impact van de detentie op zijn werk.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt. Desondanks heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de taakstraf, waardoor er 112 uren resteert. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om een signaal af te geven aan de samenleving. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.