ECLI:NL:RBROT:2022:10273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
10/182749-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met eendaadse samenloop

Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], had een pistool en verschillende kogelpatronen in zijn woning, opgeslagen in een afgesloten kluis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen op of omstreeks 9 juli 2021 in [plaats01] voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft in haar vonnis rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en de impact van de detentie op zijn werk.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebrengt. Desondanks heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de taakstraf, waardoor er 112 uren resteert. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om een signaal af te geven aan de samenleving. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/182749-21
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4..Bewijsmiddelen en bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2021 te [plaats01]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, van het merk Melior Brevets, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie II onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon van een onbekend gebleven merk, kaliber 0.50 lichtspoor
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon van het merk Geco, kaliber 7.65mm en/of twee kogelpatronen van het merk NNY, kaliber 7.65mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in zijn woning, in een afgesloten kluis in zijn slaapkamer, een vuurwapen met (onder andere bijbehorende) munitie voorhanden gehad. Dit vuurwapen was doorgeladen en, anders dan de verdachte heeft verklaard, bleek het vuurwapen bij onderzoek hiernaar goed te functioneren.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee, omdat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan met alle gevolgen van dien. Daarom moet daar in de regel streng tegen worden opgetreden.
Dat het vuurwapen doorgeladen was, maakt het extra gevaarzettend en weegt dus in strafverzwarende zin mee.
De verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen ongeveer vijftien jaar geleden in zijn bezit heeft gekregen en in de kluis heeft gelegd en in die tijd nog eenmaal aan zijn partner heeft laten zien, maar het daarna nooit meer uit de kluis heeft gehaald. Dit wordt bevestigd door zijn partner, die het wapen recentelijk aantrof in de kluis en de aanwezigheid van het wapen aan de politie heeft gemeld. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de verdachte dit vuurwapen op enig moment uit de kluis heeft gehaald om het te gebruiken, dat hij ermee heeft gedreigd of dat hij het in het openbaar bij zich heeft gehad. Deze omstandigheid wordt in strafmatigende zin meegewogen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte werk heeft als marktkoopman. Hij heeft een eenmanszaak en voert ook zelf alle werkzaamheden uit.
Ook ziet de rechtbank dat hij vier dagen in verzekering heeft doorgebracht en dat dit negatieve gevolgen heeft gehad voor zijn werk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, zoals deze ook tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Gelet hierop wordt een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden onvoorwaardelijk als uitgangspunt genomen. De rechtbank ziet echter in de zaak aanleiding om in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. Dit gelet op de bijzondere omstandigheden in deze zaak, zoals hiervoor benoemd, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte alsmede de impact die deze zaak op de verdachte heeft gehad, mede gelet op de vier dagen in detentie en het lange tijdsverloop tot aan de zitting waardoor hij lange tijd in onzekerheid heeft gezeten over de afloop. Daarom is een straf op zijn plaats waarmee enerzijds wel een signaal wordt afgegeven richting de samenleving dat hiervoor boetedoening nodig is, maar waarmee anderzijds voldoende recht wordt gedaan aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de taakstraf, zodat na omrekening 112 uur resteert.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. N. Freese en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 juli 2021 te [plaats01]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, van het merk Melior Brevets, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie II onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon van een onbekend gebleven merk, kaliber 0.50 lichtspoor
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelpatroon van het merk Geco, kaliber 7.65mm en/of twee kogelpatronen van het merk NNY, kaliber 7.65mm
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)