ECLI:NL:RBROT:2022:10270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
10/108619-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing in vereniging, medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie en poging woninginbraak in vereniging door een veertienjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veertienjarige verdachte. De verdachte is veroordeeld voor afpersing in vereniging, het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en poging tot woninginbraak in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 29 april 2022 de aangever heeft afgeperst door hem te bedreigen met een taser en een vuurwapen, waarbij de aangever zijn tas met waardevolle spullen moest afgeven. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens en munitie die in een kelderberging zijn aangetroffen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning, maar dat dit niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 273 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van onderwijs en het meewerken aan behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/108619-22
Datum uitspraak: 14 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [naam RJJI] ,
[detentieadres01] ,
raadsvrouw F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 17 oktober 2022 en 14 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde voor zover het betreft de 2CB en vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder 1, 2, 3 (voor zover het betreft de MDMA) en 4;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 273 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
* naar school gaat ( [naam school01] of een soortgelijke onderwijsinstelling) dan wel een door de jeugdreclassering aangewezen zinvolle dagbesteding heeft (bij Urban Skillsz of soortgelijk);
* zijn medewerking verleent aan (ambulante) behandeling bij de Waag of een soortgelijke forensische polikliniek;
*deelneemt aan positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
* zich houdt aan een avondklok, waarbij de tijden door de jeugdreclassering worden bepaald;
* zich onthoudt van contact met slachtoffers [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en met de medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] ;
* medewerking verleent aan begeleiding door een jongerencoach, indien de jeugdreclassering dit nodig acht
- met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
(hierna: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het tenlastegelegde onder 3 (voor zover het betreft de 2CB) en onder 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde voor zover het betreft de 2CB en het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde voor zover het betreft de MDMA
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit tevens vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde voor zover het betreft de in de kelderberging van de woning van de medeverdachte [medeverdachte02] aangetroffen pil, bevattende MDMA. Daartoe is aangevoerd dat deze pil was opgeborgen in een dichte kast. De verdachte heeft geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van die pil en derhalve heeft hij er ook niet feitelijk over kunnen beschikken.
4.2.2
Beoordeling en conclusie
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring en spreekt de verdachte vrij van het gehele onder 3 ten laste gelegde feit dus ook voor zover dit betreft de MDMA. Redengevend is dat het gaat om één pil, die lag in met een deur afgesloten kast. De pil lag dus niet in het zicht. Mede gelet op de relatief kleine omvang van de pil, volgt voor de rechtbank uit het enkele feit dat de verdachte kort voor het aantreffen van de pil in de kelderberging aanwezig is geweest, niet zonder meer dat de verdachte wist of moet hebben geweten dat deze pil in de kast lag. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat uit het dossier volgt dat de er in de berging doorlopend diverse personen aanwezig waren en niet is uitgesloten dat een van hen de pil daar heeft neergelegd zonder dat de verdachte dat wist.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde
4.3.1.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De verdachte ontkent het ten laste gelegde en de raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling en conclusie ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De aangever heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de afpersing een afspraak had gemaakt via Marktplaats met een verkopende partij die gebruik maakte van het mobiele nummer (…) [nummer01] . De aangever is op de afgesproken plek opgehaald door twee jongens en is daarna in een flat aan de [straatnaam01] door hen bedreigd met een taser en een revolver, waarna hij zijn tas met daarin onder meer e-sigaretten en een geldbedrag van € 500,-- aan hen heeft afgegeven. De aangever heeft in zijn aangifte duidelijke signalementen opgegeven van de twee daders, waaraan de verdachte (en de medeverdachte) in overwegende mate voldoen Voorts zijn er camerabeelden van zowel vóór als na de afpersing waarop de verdachte is herkend. Op de camerabeelden is te zien dat de beide personen een ontmoeting hebben met een derde persoon, waarvan het zeer aannemelijk is dat het de aangever betreft. Op de camerabeelden is ook te zien dat de beide personen uit een portiek van het appartementengebouw aan de [straatnaam01] komen en weg rennen. Door de verdachte is tegen de politie verklaard dat (…) [nummer01] zijn telefoonnummer is. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat het vanaf een locatie in de directe omgeving van de [straatnaam01] te [plaats01] en kort voor de afpersing vijfmaal contact maakt met het telefoonnummer van aangever en dat met dit telefoonnummer eerder regelmatig contact is geweest met het telefoonnummer dat in gebruik is bij de moeder van de verdachte. Tenslotte is er door de verdachte en zijn medeverdachte tijdens het transport naar de verhoorlocatie een vertrouwelijk gesprek gevoerd, waarin onmiskenbaar over het betreffende delict wordt gesproken en waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt.
Op grond van de voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte02] op 29 april 2022 de aangever [aangever01] heeft afgeperst.
4.3.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsvrouw bepleit integrale vrijspraak vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had met betrekking tot de wapens en munitie die op 29 april 2022 in de kelderberging van de medeverdachte [medeverdachte02] zijn aangetroffen. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat de verdachte zelf geen toegang had tot de kelderberging (omdat hij geen sleutel had) en dat de verdachte niet wist van de aanwezigheid van de wapens in de kelderberging omdat die waren opgeborgen in een kartonnen doos die achter de bank stond. Ten aanzien van het wapen waarmee hij op de foto stond, verklaart de verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het om een nepwapen ging.
4.3.4.
Beoordeling en conclusie ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Op grond van politieonderzoek naar het door de aangever opgegeven telefoonnummer (…) [nummer01] bleek dat het telefoonnummer een link had met het adres [adres02] te [plaats01] . Direct na de afpersing zien verbalisanten zes personen, waaronder de medeverdachte [medeverdachte02] , uit de kelderberging van [adres02] komen. Enkele minuten later ziet de politie de verdachte aankloppen bij dezelfde kelderberging.
Vervolgens is deze kelderberging door de politie doorzocht. Tijdens de doorzoeking door de politie in de kelderberging worden wapens en munitie aangetroffen, te weten een taser, 9 vuurwapens (4 revolvers, 1 gaspistool, 1 3D geprinte pistoolmitrailleur, 3 alarmpistolen) en 3 stuks munitie.
De daders van de beroving op 29 april 2022 hebben gebruik gemaakt van een taser en een revolver. Door de verdachte is tijdens zijn verhoor tegen de politie verklaard dat hij gemiddeld 1 à 2 keer per week in de kelderberging kwam en dat hij daar ook een vuurwapen, te weten een revolver, heeft zien liggen en dat hij die revolver ook heeft aangeraakt. Ook bevinden zich in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte02] foto’s waarop de verdachte en [medeverdachte02] op de foto staan met het 3D geprinte pistool dat is aangetroffen in de kelderberging.
Voorts bevindt zich in het dossier de schriftelijke uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van de verdachte met zijn broer [medeverdachte01] . Daaruit blijkt dat de verdachte wetenschap heeft van wat zich in de kelderbox aan wapens bevindt. Hij zegt in dit gesprek dat alle negen wapens zijn gevonden, ook de automatische pistoolmitrailleur.
Tenslotte zegt de verdachte nog dat zijn advocaat tegen hem heeft gezegd dat hij moet zeggen dat hij niet wist dat de vuurwapens origineel waren.
Hoewel de bovenstaande bevindingen vragen om uitleg, heeft de verdachte daar geen verklaring over willen afleggen.
De rechtbank overweegt dat op grond van de voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met anderen wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de kelderberging en daarover ook feitelijk kon beschikken.
4.3.5.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
De raadsvrouw bepleit integrale vrijspraak vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat bij de verdachte geen inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen en dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten op de beelden van de videobel niet voldoende specifiek is.
4.3.6.
Beoordeling en conclusie ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Aangeefster [aangeefster01] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 27 april 2022, omstreeks 17.34 uur een harde klap hoorde en dat toen ze ging kijken, ze in het glas van de voordeur een gaatje met barsten er omheen zag. Op de camerabeelden van de ringbel van de aangeefster zijn twee jongens te zien op het moment van de klap. De verdachte is nadien op die beelden door twee verbalisanten van de politie (afzonderlijk van elkaar) herkend als één van de jongens die bij de deur stond. De verbalisanten herkenden de verdachte omdat zij beiden de verdachte in het kader van het onderzoek Papegaai zowel fysiek als op politiefoto’s hadden gezien. De andere jongen op de beelden is door de politie herkend als [medeverdachte04] .
Tevens is uit onderzoek gebleken dat het laatste telefoongesprek vóór de poging tot inbraak met het bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer, is gevoerd op 27 april 2022 om 15.31 uur, met het telefoonnummer in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte04] . Zij hebben dus kort vóór het misdrijf telefonisch contact met elkaar gehad.
Dat het daadwerkelijk om een poging inbraak gaat, volgt uit het feit dat kort daarvoor de verdachte via snapchat een aantal adressen en tijdstippen heeft gekregen van ‘ [naam01] ’ waarin laatstgenoemde zegt dat de verdachte eerst naar de [adres03] moet gaan voor miners en daarna naar de [adres04] -het adres van de aangeefster- want ”die is na 5 uur naar buiten”.
De aangeefster [aangeefster01] heeft verklaard dat zij op Marktplaats op die bewuste dag een afspraak had gemaakt met ene [naam02] voor het verkopen van een bitcoinminer. Zij had ook haar adres aan hem doorgegeven en gezegd dat zij op 27 april 2022 tussen 16.00 uur en 17.00 uur niet thuis zou zijn.
Ook met betrekking tot dit feit geldt dat de bevindingen van de politie vragen om uitleg, maar dat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht.
De rechtbank overweegt dat op grond van de voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met anderen gepoogd heeft in te breken in de woning gelegen aan de [adres04] te [plaats01] .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 29 april 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud waaronder meerdere e-sigaretten en een geldbedrag van 500 euro, die aan [slachtoffer01] toebehoorde door
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'Ik wil al je spullen' en daarbij
- een taser en een vuurwapen op die [slachtoffer01] te richten en gericht te houden en aan die [slachtoffer01] te tonen;
2
hij op 29 april 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met anderen wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
- 4 revolvers van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 lr en- een gaspistool van het merk Blow, model Mini, kaliber 8mm PAK en- een 3d geprint pistool van het merk FCG-9, kaliber 9 mm en
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
- een alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 8 mm PAK en- een alarmpistool van het merk BBM model 315Auto, kaliber 8 mm PAK en
- een alarmpistool van het merk BBM 92, kaliber 9 mm PAK en
bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4º te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 3 kogelpatronen van een onbekend merk, kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
4
hij
op27 april 2022 te [plaats01] , , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
in/uit een woning (gelegen aan de [adres04] ) geld en/of goederen van hun gading,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking
- zich naar voornoemde woning hebben begeven en- hebben geprobeerd de voordeur van die woning te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerst lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als veertienjarige schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten.
Hij heeft op 29 april 2022 samen met de medeverdachte [medeverdachte02] het slachtoffer [slachtoffer01] beroofd van zijn tas met daarin onder meer een geldbedrag van € 500,- en twintig e-sigaretten. Het slachtoffer is daarbij door de verdachte en de medeverdachte bedreigd met een taser en een vuurwapen. Straatroven zijn ernstige feiten die grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. De verdachte heeft slechts zijn eigen financiële belang voor ogen gehad. Ook heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Voorts heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bezit van vuurwapens en munitie, die lagen opgeslagen in de kelderberging bij de medeverdachte [medeverdachte02] .
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij en leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettend karakter daarvan, dient er streng tegen te worden opgetreden.
Tenslotte heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak.
De verdachte heeft na instructies te hebben ontvangen van een mededader, met een andere mededader geprobeerd om in te breken in een woning. De verdachte heeft door zijn handelen wederom geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die woninginbraken (doorgaans) hebben op het gevoel van privacy van de gedupeerden. Het is voor bewoners vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde heeft geprobeerd om in hun woning te komen en hun persoonlijke bezittingen te doorzoeken. Woninginbraken zorgen bovendien voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende recente rapportages ten aanzien
van de persoon van de verdachte.
GZ-psycholoog [naam03] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 augustus 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Doordat de verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent, is het niet duidelijk of de vastgestelde stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. De psycholoog onthoudt zich daarom van advies met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De stoornis verwijst wel naar gedragsproblemen, waarvan in algemene zin gezegd kan worden dat dit het risico op grensoverschrijdend gedrag doet toenemen.
Er zijn zorgen over een (deels) negatief sociaal netwerk en negatieve invloed vanuit zijn oudere broer. Voorts zijn er twijfels in hoeverre de verdachte voldoende door zijn moeder wordt aangesproken op zijn gedrag en eigen verantwoordelijkheid. Al met al wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag ingeschat als matig.
De psycholoog acht begeleiding en behandeling aangewezen om de ontwikkeling van de verdachte optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen. Individuele behandeling wordt onder meer geadviseerd vanwege het verrichten van een uitgebreide delictanalyse. Indien de verdachte dan nog steeds ontkent, kan binnen de behandeling gewerkt worden aan het verbeteren van de morele ontwikkeling in het algemeen. Daarnaast kan gewerkt worden aan het in kaart brengen van zijn sociaal netwerk en algemene criminogene factoren. Het inzicht van de verdachte in de risico’s van situaties en de mogelijke gevolgen hiervan voor zichzelf en anderen kan eveneens verbeterd worden. Gezien het feit dat er geen eerdere (soortgelijke) behandeling heeft plaatsgevonden, wordt geadviseerd deze behandeling in ambulant kader plaats te laten vinden bij een forensische polikliniek, zoals de Waag (of een soortgelijke forensische GGZ-instelling). Zijn moeder dient actief bij deze behandeling betrokken te worden, zodat zij goed geïnformeerd wordt over het functioneren van de verdachte en zij hem de benodigde ondersteuning kan bieden.
Naast de behandeling dient begeleiding plaats te vinden door de jeugdreclassering, waarbij zij toezicht kunnen houden op een positief verloop en het functioneren op de diverse leefgebieden. Inzet van een jongerencoach kan hierbij een belangrijke ondersteunende rol vervullen. Een voorwaardelijk kader wordt als wenselijk beschouwd, zodat gedurende langere periode gevolgd kan worden hoe het traject verloopt en waarbij eventueel tijdig ingegrepen kan worden. Gedurende het gehele traject dient er aandacht te zijn voor mogelijke cognitieve overvraging, aangezien sommige capaciteiten op moeilijk lerend niveau liggen (o.a. de verbale capaciteiten).
De psycholoog adviseert om de behandeling en begeleiding op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een deels voorwaardelijke jeugddetentie.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: te noemen de RvdK) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 oktober 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De RvdK acht het zorgelijk dat de verdachte, als first offender, verdacht wordt van meerdere ernstige strafbare feiten. Indien de verdachte schuldig wordt verklaard, dan nemen de zorgen op alle gebieden toe, maar met name op het gebied van zijn morele ontwikkeling in het algemeen. De RvdK sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en de jeugdreclassering dat het van belang is dat de verdachte begeleiding en behandeling krijgt om het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen. Verder acht de RvdK ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend bij de aard en de ernst van de verdenkingen waarbij de maximale proeftijd en het voorwaardelijk deel een flinke stok achter de deur zijn voor de verdachte om zijn medewerking zo groot mogelijk te houden. De RvdK adviseert als bijzondere voorwaarden op te leggen aan de verdachte dat hij:
- zich houdt aan de meldplicht bij de jeugdreclassering;
- naar school gaat, dan wel een door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft,
- zijn medewerking verleent aan de (ambulante) behandeling bij een forensische polikliniek, zoals de Waag (of een soortgelijke forensische GGZ-instelling);
- deelneemt aan een nuttige/positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
- meewerkt aan de begeleiding door een jongerencoach indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
- geen contact heeft met de slachtoffers en de mededaders.
Daarbij adviseert de RvdK gezien de cognitieve ontwikkeling van de verdachte en het feit dat hij naar speciaal onderwijs gaat, dat de begeleiding ten uitvoer dient te worden gelegd bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna WSS).
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft een evaluatierapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 september 2022. Dit rapport houdt onder meer en voor zover van belang het volgende in.
De JBRR adviseert om de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen, teneinde hem te motiveren om mee te blijven werken aan geïndiceerde behandeling. JBRR acht het van belang dat de verdachte een dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs en een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van boksen waar hij minimaal één keer per week aanwezig zal zijn. Om moeder te ondersteunen wordt geadviseerd een avondklok op te leggen, aangezien ingeschat wordt dat zij niet daadkrachtig genoeg is om de verdachte zelf te begrenzen. Een contactverbod met medeverdachten wordt geadviseerd om ervoor zorgen dat de verdachte minder negatief beïnvloed wordt en zich kan gaan richten op het onderhouden van pro sociale vriendschappen.
Tijdens de behandeling ter zitting op 17 oktober 2022 heeft jeugdbeschermer [naam04] namens JBRR het verzoek nader toegelicht. Zij heeft hierbij onder meer te kennen gegeven dat de JBRR het niet eens is met het advies van de RvdK om het toezicht te laten uitvoeren door de WSS omdat JBRR in het kader van een ondertoezichtstelling al langere tijd betrokken is bij het gezin van de verdachte en er anders veel informatie verloren dreigt te gaan en omdat JBRR al aanmeldingen heeft gedaan bij het Schreudercollege, het Wijkteam en Urban Skillsz.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de psycholoog, de RvdK en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft zich met het bewezenverklaarde onder 1 schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen Gelet op de ernst van het feit en de deskundigenrapportages, waaruit onder meer naar voren komt dat er zorgen zijn om de morele ontwikkeling van de verdachte en om negatieve beïnvloeding door zijn sociaal netwerk en zijn oudere broer, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 273 (tweehonderd drieënzeventig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd volgens zijn rooster naar school gaat ( [naam school01] of een soortgelijke onderwijsinstelling) dan wel een door de jeugdreclassering aangewezen zinvolle dagbesteding heeft (bij Urban Skillsz of soortgelijk);
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan (ambulante) behandeling bij een forensische polikliniek zoals de Waag of een soortgelijke forensische GGZ-instelling;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een nuttige/positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport, indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
- zich zal houden aan een avondklok voor een periode van maximaal zes maanden, waarvan de tijden worden bepaald voor de jeugdreclassering;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers:
- [slachtoffer01] , geboren [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , en
- [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] te [geboorteplaats03] ,
en met de medeverdachten
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum04] te [geboorteplaats04] ,
- [medeverdachte03] , geboren op [geboortedatum05] te [geboorteplaats05] , en
- [medeverdachte04] , geboren [geboortedatum06] te [geboorteplaats06] ,
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen met [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum07] , totdat [medeverdachte01] feitelijk (weer) vast woont op hetzelfde adres als de verdachte en dus onder andere niet meer in detentie verblijft;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan begeleiding van een jongerencoach indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.J. Klomp en P. Putters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 april 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (waaronder in elk geval een of meerdere e-sigaretten en/of een (totaal)geldbedrag van 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of een derde toebehoorde(n) door
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'Ik wil al je spullen' en/of (daarbij)
- een taser en/of een vuurwapen, althans (een) op een taser en/of vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer01] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer01] te tonen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2022 tot en met 29 april 2022 te [plaats01]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
- 4 revolvers van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 lr en/of
- een gaspistool van het merk Blow, model Mini, kaliber 8mm PAK en/of
- een (3d geprint) pistool van het merk FCG-9, kaliber 9 mm en/of
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
- een alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 8 mm PAK en/of
- een alarmpistool van het merk BBM model 315Auto, kaliber 8 mm PAK en/of
- een alarmpistool van het merk BBM 92, kaliber 9 mm PAK en/of (bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 3 kogelpatronen van een onbekend merk, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 29 april 2022 te [plaats01] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 47,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2CB en/of ongeveer 0,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde 2CB en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2022 tot en met 27 april 2022 te [plaats01] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in/uit een woning (gelegen aan de [adres04] ) geld en/of goederen van hun gading,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
- zich naar voornoemde woning hebben begeven en/of
- hebben geprobeerd de voordeur van die woning te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2022 tot en met 29 april 2022 te [plaats01], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het (telkens) zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of uitwisselen en/of ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of overdragen van een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, en/of munitie van categorie II en/of
categorie III;
( art 9 lid 1 Wet wapens en munitie )