ECLI:NL:RBROT:2022:10269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/10/646980 / KG ZA 22-911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluitend gebruik van de woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de vrouw dat de man de woning verlaat na de beëindiging van hun affectieve relatie. De partijen hebben sinds 1987 een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De affectieve relatie eindigde in 2012, maar beide partijen hebben in de woning gewoond, met een tijdelijke terugkeer van de man in 2020. De vrouw heeft de man verzocht de woning te verlaten, omdat de spanningen tussen hen zo hoog zijn opgelopen dat gezamenlijk wonen niet meer mogelijk is. De vrouw heeft een aantal vorderingen ingediend, waaronder het verlaten van de woning door de man en het overhandigen van sleutels en documenten met betrekking tot de opstalverzekering. De man heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. De vordering van de vrouw wordt toegewezen, met de bepaling dat de man de woning uiterlijk op 1 februari 2023 moet verlaten. Daarnaast wordt de man verplicht om de vrouw een afschrift van de opstalverzekering te verstrekken en de helft van de woonlasten te betalen zolang hij in de woning verblijft. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/646980 / KG ZA 22-911
Vonnis in kort geding van 24 november 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. J.S. Dijkstra te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.G.S.N. Asselbergs te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 november 2022, met producties 1 tot en met 11 (waarvan productie 5 ontbreekt),
  • de nadere producties 12 en 13 van de vrouw,
  • de conclusie van antwoord van de man, met producties 1 tot en met 4,
  • de mondelinge behandeling van 10 november 2022,
  • de spreekaantekeningen van mr. Dijkstra.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf 1987 een affectieve relatie met elkaar gehad. In 1996 hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten. Uit deze relatie zijn 3 kinderen geboren:
  • [naam01] op [geboortedatum01]
  • [naam02] op [geboortedatum02]
  • [naam03] op [geboortedatum03] .
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning).
2.3.
De affectieve relatie tussen partijen is in 2012 beëindigd.
2.4.
In december 2015 heeft de man met [naam01] en [naam03] de woning verlaten. De vrouw is met [naam02] in de woning blijven wonen.
2.5.
In februari 2020 is de man met [naam03] weer in de woning getrokken. Partijen hebben de woning toen zodanig ingericht, dat zij ieder een eigen ingang en kamer hadden. Zij maakten gezamenlijk gebruik van keuken, woonkamer, badkamer en toilet.
2.6.
Vanaf medio 2021 proberen partijen afspraken te maken over verdeling van de woning, in die zin dat de vrouw de man uitkoopt en dat de woning aan haar wordt toebedeeld.
2.7.
In december 2021 heeft de vrouw de woning verlaten. De man is met [naam02] en [naam03] in de woning blijven woning.
2.8.
In mei 2022 is de vrouw weer in de woning getrokken.

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
1) de man te veroordelen om de woning te verlaten en niet meer te betreden en deze woning tezamen met de zich daarin bevindende inboedel volledig ter vrije beschikking van de vrouw te stellen,
2) de man te verplichten om alle sleutels aan de vrouw te overhandigen en met machtiging van de vrouw om – indien de man de woning niet verlaat – deze te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm,
3) de man te bevelen een afschrift van de polis en bijbehorende algemene voorwaarden aan de vrouw te overhandigen van de opstalverzekering op de woning (deel dat niet onder de VvE valt), welke verzekering hij administratief in beheer heeft,
4) de man te bevelen alle betalingsbewijzen aan de vrouw te overhandigen die zien op door hem in 2022 betaalde premies opstal verzekering,
1) tot en met 4) binnen 3 dagen na betekening van het vonnis en op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de man in gebreke blijft, althans een bepaling te geven die de voorzieningenrechter meent dat behoort,
5) de man te veroordelen voorlopig de helft van de hypotheekrente en helft van de kosten verbonden aan het verblijf in de woning (huishoudelijke uitgaven) te betalen, te weten:
- hypotheek
- premie ASR beleggingsverzekering
-VvE
- gemeentelijke belastingen
- water (Dunea)
- gas en elektra (Eneco)
- inboedel- een aansprakelijkheidsverzekering
- internet / tv (Ziggo abonnement)
- opstalverzekering voor eigen deel woning dat niet onder de VvE valt,
een en ander zolang de woning niet is verdeel middels uitkoop of verkoop en zolang niet één van partijen het voorlopig exclusief gebruiksrecht op de woning heeft met uitsluiting van de andere partij,
6) de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw waaronder honorarium advocaat, griffierecht, betekeningskosten en nakosten, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na die betekening tot de dag van volledige betaling.
3.2.
De vrouw legt hieraan – kort gezegd – het volgende ten grondslag. De spanningen tussen partijen zijn zo hoog opgelopen, dat zij niet langer gezamenlijk in de woning kunnen verblijven. De man wil de woning niet overnemen en had toegezegd dat hij de woning zou verlaten, maar die toezegging komt hij niet na. Hij werkt ook niet mee aan de verdeling van de woning. Daarnaast is de man steeds minder gaan bijdragen aan de gezamenlijke lasten die verband houden met het verblijf in de woning en de kosten van de kinderen.
3.3.
De conclusie van de man strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.4.
De man voert – kort gezegd – aan dat hij zo spoedig mogelijk tot verdeling wil overgaan. Hij wil en kan de woning zelf niet overnemen. Het lukt partijen echter niet om overeenstemming te bereiken over de waarde van de woning en de nog te verrekenen kosten. Hij wil de woning pas verlaten als duidelijk is dat de vrouw de woning daadwerkelijk kan overnemen. Hij heeft bovendien nog geen andere woonruimte kunnen vinden. Dat is lastig, omdat hij UWV-uitkering heeft en geen werk kan vinden.
De man betwist dat hij niet bijdraagt in de gezamenlijke kosten. De man betaalt net als de vrouw een deel van de vaste lasten, boodschappen, premie ziektekosten voor hun dochter, zakgeld voor een van de zoons en telefoonkosten voor de kinderen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Uitsluitend gebruik van de woning

4.1.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de tussen partijen gerezen spanningen dusdanig van aard zijn, dat partijen, ondanks dat zij ieder hun eigen ingang en kamer hebben in de woning, niet gezamenlijk de woning kunnen bewonen. Daarmee is het – door de man betwiste – spoedeisend belang bij de door de vrouw gevorderde ordemaatregel met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de woning gegeven.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat partijen er tot op heden niet in zijn geslaagd om tot een verdeling te komen van de in gemeenschappelijk eigendom toebehorende woning. Beoordeeld dient te worden of de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij meer belang heeft dan de man bij het gebruik van de woning in afwachting van een definitieve verdeling. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, nu de woning gemeenschappelijk eigendom is van partijen, beide partijen in afwachting van die verdeling in beginsel evenveel recht hebben op het gebruik daarvan.
4.3.
Partijen zijn het over eens dat het de bedoeling is dat de vrouw de woning zal overnemen en de man dus zal uitkopen, zodat de vrouw in de woning kan blijven wonen. De vrouw heeft aannemelijk gemaakt dat zij in staat is om de woonlasten te voldoen: zij voldoet deze feitelijk al enige tijd. Aannemelijk is dus dat de woning aan de vrouw zal worden toebedeeld. Dat betekent dat de man de woning op den duur sowieso zal moeten verlaten. Tegen die achtergrond en nu partijen de woning niet meer gezamenlijk kunnen bewonen (zie 4.1), weegt het belang van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de woning zwaarder dan het belang van de man om nog langer in de woning te verblijven. De omstandigheid dat nog niet duidelijk is of de vrouw de woning daadwerkelijk zal kunnen overnemen, maakt het bovenstaande niet anders. In het geval de vrouw de woning niet zal kunnen overnemen, zal de woning verkocht moeten worden aan een derde. In dat geval zal de man de woning ook moeten verlaten. Met de omstandigheid dat de man vervangende woonruimte zal moeten vinden, zal de voorzieningenrechter rekening houden bij het bepalen van de termijn waarbinnen de man de woning moet verlaten.
4.4.
Op grond van het voorgaande zal de vordering de man te veroordelen om de woning te verlaten en niet meer te betreden worden toegewezen.
4.5.
De termijn waarbinnen de man de woning moet verlaten wordt vastgesteld op 1 februari 2023, zodat de man de gelegenheid heeft om vervangende woonruimte te vinden.
4.6.
De man heeft geen (gemotiveerd) verweer gevoerd tegen de terbeschikkingstelling van de inboedel, zodat ook dat deel van de vordering wordt toegewezen.
4.7.
De voorzieningenrechter begrijpt het petitum onder II aldus dat verzocht wordt om een machtiging het onder I gevorderde te doen bewerkstelligen met behulp van een deurwaarder.
Aangezien een veroordeling tot het verlaten van een woning niet in alle gevallen gelijk is te stellen met een ontruiming, zal om executieproblemen te voorkomen, de machtiging om dit onderdeel van het vonnis zo nodig ten uitvoer te doen leggen door een deurwaarder, met behulp van de sterke arm van politie en justitie worden toegewezen. Naast de mogelijkheid tot reële executie heeft de vrouw geen belang bij oplegging van de gevorderde dwangsom. De mede gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen.
Opstalverzekering
4.8.
Met betrekking tot de vordering onder 3) (zie 3.1) voert de vrouw aan dat de man de opstalverzekering voor de woning in beheer heeft en dat zij niet beschikt op over de polis en de algemene voorwaarden van deze verzekering. Zij heeft deze nodig om te bezien of eventuele kosten van onderhoud onder de dekking van deze verzekering vallen.
4.9.
De man heeft geen (gemotiveerd) verweer gevoerd tegen deze vordering, zodat deze vordering zal worden toegewezen. De mede gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. De man heeft ter zitting verklaard dat hij zo snel mogelijk de verdeling en verrekening tussen partijen wil afronden en dat hij zich daarbij zal laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat de man vrijwillig via zijn advocaat een afschrift van de polis en de polisvoorwaarden aan de vrouw zal verstrekken.
4.10.
De vordering onder 4) (zie 3.1) tot het overhandigen aan de vrouw van alle betalingsbewijzen die zien op door de man in 2022 betaalde premies opstalverzekering, is niet toewijsbaar. De man betwist het spoedeisend belang bij deze vordering en stelt verder dat hij alle premies heeft voldaan. Hierop heeft de vrouw geen nadere feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat zij voldoende (spoedeisend) belang bij deze vordering heeft.
Woonlasten
4.11.
De man heeft niet (gemotiveerd) weersproken dat hij gedurende de tijd dat hij nog in de woning verblijft, de helft van de woonlasten moet voldoen. Gelet daarop kon de man als verweer tegen deze vordering niet volstaan met een kale betwisting van het spoedeisend belang. De vordering onder 5) zal daarom als onvoldoende gemotiveerd weersproken worden toegewezen op na te melden wijze.
Proceskosten
4.12.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om de woning aan de [adres01] te [plaats01] uiterlijk 1 februari 2023 te verlaten en niet meer te betreden, met achterlating van de zich daarin bevindende inboedel en om de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van de vrouw te stellen,
5.2.
machtigt de vrouw zo nodig om de tenuitvoerlegging van onderdeel 5.1 van dit vonnis te bewerkstelligen door een deurwaarder, met behulp van de sterke arm van justitie en politie, indien de man in gebreke blijft de woning te verlaten,
5.3.
veroordeelt de man om een afschrift van de polis van de opstalverzekering met betrekking tot de woning (deel dat niet onder de VvE valt) en bijbehorende algemene voorwaarden aan de vrouw te verstrekken,
5.4.
veroordeelt de man om, zolang hij in de woning verblijft, de helft van de hypotheekrente en de helft van de kosten verbonden aan het verblijf in de woning, zoals weergegeven onder V in het petitum van de dagvaarding, te betalen,
5.5.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.
[2083/676]