In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de vrouw dat de man de woning verlaat na de beëindiging van hun affectieve relatie. De partijen hebben sinds 1987 een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De affectieve relatie eindigde in 2012, maar beide partijen hebben in de woning gewoond, met een tijdelijke terugkeer van de man in 2020. De vrouw heeft de man verzocht de woning te verlaten, omdat de spanningen tussen hen zo hoog zijn opgelopen dat gezamenlijk wonen niet meer mogelijk is. De vrouw heeft een aantal vorderingen ingediend, waaronder het verlaten van de woning door de man en het overhandigen van sleutels en documenten met betrekking tot de opstalverzekering. De man heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. De vordering van de vrouw wordt toegewezen, met de bepaling dat de man de woning uiterlijk op 1 februari 2023 moet verlaten. Daarnaast wordt de man verplicht om de vrouw een afschrift van de opstalverzekering te verstrekken en de helft van de woonlasten te betalen zolang hij in de woning verblijft. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.