ECLI:NL:RBROT:2022:10174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
10-196262-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor mishandeling met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot doodslag, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte haar echtgenoot op 3 augustus 2022 in Hardinxveld-Giessendam heeft mishandeld door hem met een mes in de rug te steken. Dit feit is door de verdachte bekend en wordt zonder nadere bespreking bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een vierjarige dochter en het geweld vond plaats in haar aanwezigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 dagen, die gelijk is aan de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur met een proeftijd van twee jaar. Bij de taakstraf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer.

De benadeelde partij, de echtgenoot van de verdachte, heeft een schadevergoeding gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.008,79 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij voor de procesvoering toegewezen, tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-196262-22
Datum uitspraak: 22 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies van 25 oktober 2022, met dien verstande dat het contactverbod met het slachtoffer niet in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering wordt opgelegd, maar als bijzondere voorwaarde.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 3 augustus 2022 te Hardinxveld-Giessendam haar echtgenoot, [slachtoffer01] ,
heeft mishandeld door met een mes, in de rug van die [slachtoffer01] te steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar echtgenoot.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft haar echtgenoot mishandeld door hem met een mes in zijn rug te steken. De vierjarige dochter van de verdachte en het slachtoffer bevond zich op het moment dat haar moeder haar vader met het mes stak bovendien ook in de woning. Dat zij van de mishandeling niets heeft meegekregen, is een omstandigheid die niet aan het handelen van de verdachte te danken is. Het letsel dat de verdachte heeft veroorzaakt bij het slachtoffer is gelukkig enigszins beperkt gebleven; uit het FARR-rapport blijkt dat de steekverwonding minder dan één centimeter diep was. Dat neemt niet weg dat de verdachte op ernstige wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijk geweld kunnen nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan ondervinden. Blijkens de overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring ondervindt het slachtoffer ook nog steeds zulke gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
25 oktober 2022. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte kan niet goed verwoorden welke emoties er aan het delict vooraf zijn gegaan. De verdachte is onder behandeling bij ASVZ. Naast het verwerken van een jeugdtrauma, leert de verdachte daar ook om te gaan met haar emoties en deze op een adequate manier te reguleren. Zij komt haar afspraken bij ASVZ goed na en zij voelt zich daar thuis. Het voortzetten van de behandeling bij ASVZ is wenselijk. Als die behandeling in het toezicht onvoldoende blijkt te zijn, dan zou de verdachte bij een andere instantie aangemeld moeten worden voor een behandeling waar zij leert om te gaan met haar emotieregulatie. De verdachte staat hiervoor ook open. Het contact met haar familie wordt gezien als een beschermende factor. Zij verblijft momenteel ook grotendeels bij haar ouders thuis omdat ze zich daar veiliger voelt, ondanks haar zelfstandige huurwoning. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. De verdachte heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, waaronder het contactverbod met het slachtoffer. Een meldplicht bij de reclassering is ook wenselijk.
Bij een veroordeling is daarnaast het advies om een dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen die inhoudt dat de verdachte twee jaar lang op geen enkele wijze contact mag hebben met het slachtoffer. Punt van zorg is wel dat de verdachte en het slachtoffer samen een dochter hebben. Veilig Thuis is op dit moment nog niet betrokken.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor mishandeling met behulp van een slagwapen – enigszins vergelijkbaar met een mes – met lichamelijk letsel tot gevolg een oriëntatiepunt van 120 uur taakstraf is opgenomen.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk strafdeel dat langer duurt dan de zeventien dagen die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank het voorwaardelijke strafdeel niet in de vorm van een gevangenisstraf, maar in de vorm van een taakstraf van 80 uur opleggen en daaraan een proeftijd van twee jaar verbinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de voorgenomen straf de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om het contactverbod met het slachtoffer in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. In plaats daarvan zal het contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde worden opgenomen op een zodanige wijze dat het contactverbod geldt voor rechtstreeks contact tussen de verdachte en het slachtoffer. Omdat de verdachte en het slachtoffer samen een minderjarig kind hebben, moet contact tussen hen in het kader van een omgangsregeling en onder begeleiding van professionele hulpverlening, zoals de reclassering of Veilig Thuis, wel mogelijk zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 601,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • beschadigde kleding minus afschrijving, € 305,-;
  • reis- en parkeerkosten, € 220,-; en
  • eigen bijdrage ziektekosten en kosten opvragen medische informatie, € 76,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De delen van de vordering die zien op de kleding, de reiskosten en de immateriële schade zijn betwist.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen met dien verstande dat de schade aan de kleding wordt geschat op een bedrag van € 50,- en de reiskosten worden berekend tegen een kilometertarief van € 0,19 (698,9 kilometer x 0,19 = € 132,79). Samen met de kosten die zien op medicatie en medische informatie van € 76,- zal er ter vergoeding van de materiële schade van de benadeelde partij een bedrag van in totaal € 258,79 worden toegekend.
De vordering van de benadeelde partij is voor wat betreft de materiële schade voor het overige onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106 BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, voor zover één van de in dit artikel (onder a-c) genoemde gevallen zich voordoet.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, BW geeft recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is bij de benadeelde sprake.
Die immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan dan ook slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.008,79 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien), dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door een nader te benoemen instelling, te bepalen door de reclassering, indien tijdens het toezicht de behandeling bij ASVZ niet voldoende blijkt te zijn. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de heer [slachtoffer01] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02] 1995, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Uitzondering hierop kan gemaakt worden wanneer het contact in het kader van een omgangsregeling betreft en het contact onder begeleiding van professionele hulpverlening kan plaatsvinden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 1.008,79(
zegge: duizend acht euro en negenenzeventig cent), bestaande uit € 258,79 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 1.008,79(hoofdsom,
zegge: duizend acht euro en negenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.008,79 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Hardinxveld-Giessendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (echtgenoot) [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, van die [slachtoffer01] , heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Hardinxveld-Giessendam haar echtgenoot, [slachtoffer01] , heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, van die [slachtoffer01] , te steken.