ECLI:NL:RBROT:2022:10173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
10-196788-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor diefstal in vereniging en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 augustus 2022 samen met een medeverdachte een laptop en bedrijfsadministratie heeft gestolen uit een bedrijf in Heenvliet. De diefstal vond plaats terwijl de eigenaar van het bedrijf zich op de bovenverdieping verstopte. Camerabeelden toonden aan dat de verdachte en zijn medeverdachte de goederen verzamelden en het pand verlieten met een grote rode vuilniszak vol met gestolen spullen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal in vereniging.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Na de melding van de diefstal werden de verdachte en zijn medeverdachte door de politie aangesproken. De verdachte vluchtte en gooide een voorwerp in de sloot, dat later werd geïdentificeerd als een Glock 26 vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat hij geen vuurwapen had, en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen met de medeverdachte. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en sprak hem vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op medeplegen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-196788-22
Datum uitspraak: 22 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. Y. Özdemir, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel medeplegen bij het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verklaringen van de aangever [slachtoffer01] en de getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ) veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden bevatten en dat die verklaringen mede daardoor niet betrouwbaar zijn. Er was een afspraak om spullen op te halen en de aangever was via [getuige01] van die afspraak op de hoogte. Aan de verdachte is alleen verteld dat er spullen opgehaald moesten worden en hij is zonder verder vragen te stellen meegegaan. Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Voorts was er geen nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Er is onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen pistool had en dat hij een telefoon in het water heeft gegooid. Het is niet onmogelijk dat die verklaring klopt. De verklaring van de verdachte dat hij iets anders dan een zwart pistool in de sloot heeft gegooid, vindt enige ondersteuning in de verklaring van getuige [getuige02] die beschrijft dat de verdachte een zilverkleurig voorwerp uit zijn broekzak haalde en terug stopte. Gelet op deze onduidelijkheden dient de verdachte ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De aangever [slachtoffer01] (hierna: de aangever) zag op 4 augustus 2022 twee mannen in de richting van zijn bedrijf [naam bedrijf01] Hellevoetsluis aan de [adres02] te Heenvliet (hierna: [naam bedrijf01] ) lopen. Hij is direct naar de bovenverdieping gevlucht, terwijl zijn werknemer [getuige01] op de benedenverdieping van het bedrijf bleef. Op de uit het bedrijf veiliggestelde camerabeelden is onder andere te zien dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] [naam bedrijf01] binnen zijn gekomen en dat zij [getuige01] hebben gegroet. Daarna is zichtbaar dat de verdachte en [medeverdachte01] de trap naar de eerste verdieping zijn opgelopen. Terug op de begane grond is zichtbaar dat zij goederen, waaronder papieren, ordners en een laptop hebben verzameld en in een grote rode vuilniszak hebben gestopt. Zij hebben het pand vervolgens verlaten, waarbij [medeverdachte01] die vuilniszak heeft meegenomen.
De aangever heeft vanaf de bovenverdieping naar de politie gebeld om melding te maken van een overval.
Kort hierna zijn de verdachte en [medeverdachte01] aangehouden. In de rode vuilniszak die [medeverdachte01] bij zich droeg zijn ordners (mappen) van het bedrijf [naam bedrijf01] en een laptop aangetroffen.
Feit 1: diefstal in vereniging
Camerabeelden
Op de camerabeelden afkomstig van de beveiligingscamera’s die in het bedrijf hangen is zichtbaar dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, de door de verdachte en [medeverdachte01] meegenomen spullen niet klaar stonden in het bedrijf om opgehaald te worden. Integendeel: deze spullen zijn door de verdachte en [medeverdachte01] verzameld, terwijl [getuige01] buiten was en de aangever zich op de eerste verdieping had verstopt. Zo is op de camerabeelden te zien dat de verdachte achter de klantenbalie van [naam bedrijf01] loopt, verschillende papieren uit bakjes pakt, vier ordners uit een kast haalt en deze samen met de papieren op de klantenbalie neerlegt. Hij pakt een Albert Heijn tas en doet daar twee ordners in. Hij pakt de laptop die op de klantenbalie staat, klapt die dicht en geeft hem aan [medeverdachte01] . [medeverdachte01] doet alles in een rode vuilniszak.
Verklaring aangever
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangever en [getuige01] inconsistent hebben verklaard, zodat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de noodzakelijke overtuiging kan worden afgeleid. De rechtbank deelt dit standpunt niet. De aangever heeft meerdere verklaringen afgelegd en hij heeft daarbij naar het oordeel van de rechtbank op hoofdlijnen consistent verklaard dat de goederen zonder zijn toestemming zijn weggenomen. Daarnaast ondersteunen de hiervoor beschreven camerabeelden de verklaring van de aangever waar het de diefstal betreft. De rechtbank acht de aangifte daarom wel betrouwbaar en zal deze bezigen tot het bewijs. Dit leidt ertoe dat er sprake is geweest van het oogmerk om zich de bedrijfsadministratie van de aangever wederrechtelijk toe te eigenen.
Conclusie t.a.v. de diefstal in vereniging
Gelet op vorenstaande kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen die later in de rode vuilniszak zijn aangetroffen door de verdachte én [medeverdachte01] zijn gestolen. Nu uit de camerabeelden blijkt dat er daarbij sprake was van een gezamenlijke uitvoering, kan ook worden bewezen dat die diefstal in vereniging is gepleegd.
Feit 2: voorhanden hebben van een vuurwapen
Politieagenten zagen de verdachte en [medeverdachte01] kort na de melding van de aangever op de [adres02] lopen en spraken beide mannen aan. [medeverdachte01] gaf aan dat hij bij een vriend bij een autobedrijf vandaan kwam, hierop werden beide mannen aangemerkt als verdachten. De politieagenten hebben de verdachte verzocht zijn handen zichtbaar te houden en op een naast hem staand voertuig te plaatsen. De verdachte is toen weggerend. Hierop zette één van de verbalisanten de achtervolging in. Deze verbalisant heeft waargenomen dat de verdachte met zijn gezicht naar een sloot stond en met een omdraaiende beweging een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de sloot gooide.
Een onafhankelijke getuige heeft verklaard dat hij vanuit een woning zag dat de jongen (zijnde de latere verdachte) zijn rechterhand in de tas stopte die aan zijn lijf hing, daar iets zwarts uit haalde en onderhands in de sloot gooide.
Op de door de politieagent aangewezen plek is kort daarna door een dregploeg in die sloot een zwart vuurwapen (Glock 26) aangetroffen. Het water van die sloot is omschreven als stilstaand.
De verdachte heeft zich nadat hij is aangehouden steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Pas tijdens de behandeling ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij geen vuurwapen maar een mobiele telefoon in het water heeft gegooid. De verklaring van de verdachte is in een zodanig laat stadium afgelegd dat die verklaring niet meer te controleren is. Mede omdat niet valt in te zien waarom de verdachte die verklaring niet in een eerder stadium heeft afgelegd zodat deze kon worden geverifieerd, wordt die verklaring terzijde geschoven. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat sprake is van medeplegen, zodat de verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1..hij, op 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander, een laptop en meerdere mappen (met inhoud) (bedrijfsadministratie), die aan [slachtoffer01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.
hij, op 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk/type Glock 26 gen 4 9x19 kaliber 9mm parabellum en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten negen kogelpatronen, merk/type Geco 9 MM Luger kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander op brutale wijze bedrijfsadministratie en een laptop uit een autoverhuurbedrijf gestolen. Uit het dossier blijkt dat er op de achtergrond meer speelt. De eigenaar van het bedrijf voelde zich genoodzaakt om naar een andere verdieping te vluchten toen hij de twee verdachten zag aankomen en een medewerker van het autoverhuurbedrijf heeft de verdachten bij hun handelen geen strobreed in de weg gelegd. Diefstal is een hinderlijk feit dat veel ergernis, overlast en schade kan veroorzaken. Diefstal van de administratie van een bedrijf is met name vervelend, omdat dit een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering is en daarover verantwoording moet kunnen worden afgelegd en het bovendien ook vertrouwelijke informatie omvat.
Voorts heeft de verdachte op de openbare weg een geladen vuurwapen bij zich gedragen. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen. Het bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan. Daarbij bestaat een groot en onaanvaardbaar risico dat onschuldige omstanders worden getroffen. Het enkele bezit van een vuurwapen zorgt in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar het wordt ook als schokkend ervaren. Gelet op de toename van vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan, dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder, maar niet in de afgelopen vijf jaar, is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet geen reden hiervan af te wijken. De bewezen verklaarde feiten zijn te ernstig om af te doen met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals de raadsman heeft verzocht.
Alles afwegend acht de rechtbank de gevorderde gevangenisstraf van de officier van justitie passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1..hij, op of omstreeks 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop en/of meerdere althans één map(pen) (met inhoud) (bedrijfsadministratie), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [naam bedrijf01] Hellevoetsluis te Heenvliet, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2..hij, op of omstreeks 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk/type Glock 26 gen 4 9x19 kaliber 9mm parabellum en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten negen kogelpatronen, merk/type Geco 9 MM Luger kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad.