Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- [naam01] , dochter van verzoekster (hierna te noemen: dochter);
- De heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van verzoekster, die te maken heeft met drie concurrente schuldeisers. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 10,37% van de totale vordering van € 16.237,15 wilde betalen. Twee schuldeisers stemden in met de regeling, maar ABN, die een vordering van € 10.135,78 had, weigerde. ABN stelde dat verzoekster in strijd met het beginsel van gelijkheid der crediteuren had gehandeld, omdat zij tijdens het schuldhulpverleningstraject een uitkering van een inboedelverzekering had ontvangen en een deel daarvan had overgemaakt naar een derde. ABN betoogde dat verzoekster niet het hoogst haalbare voorstel had gedaan en dat er twijfels bestonden over de documentatie van het voorstel.
De rechtbank heeft de belangen van ABN zwaarder laten wegen dan die van verzoekster. De rechtbank oordeelde dat verzoekster onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij het uiterste had aangeboden en dat de documentatie van het voorstel niet goed en betrouwbaar was. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om ABN te bevelen in te stemmen met de schuldregeling moest worden afgewezen, omdat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. De rechtbank heeft tevens besloten om bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te beslissen.