Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een dwangakkoord heeft aangevraagd om zijn schulden te herstructureren. Verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, heeft op 22 september 2022 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarin hij een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. Tijdens de zitting op 26 oktober 2022 zijn de weigerende schuldeisers, [schuldeiser01] en [schuldeiser02], niet verschenen, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen. Verzoeker heeft elf schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 12.029,18, en heeft een regeling aangeboden die voorziet in een betaling van 100% aan de concurrente schuldeisers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de elf schuldeisers met de regeling hebben ingestemd, terwijl [schuldeiser01] en [schuldeiser02] dat niet deden. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen en geconcludeerd dat de weigering van [schuldeiser01] en [schuldeiser02] om in te stemmen met de regeling niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien hun geringe aandeel in de totale schuldenlast. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het voorstel goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en [schuldeiser01] en [schuldeiser02] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft ook het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door de partijen die dat recht hebben.