Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekers;
- mevrouw G. Fontijne, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- [naam01] , bijgestaan door zijn advocaat mr. V. Ahuis (hierna: verweerder).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van een ontruimingsprocedure. Verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hebben op 29 september 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroegen om een voorlopige voorziening om ontruiming van hun huurwoning te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken op 8 juli 2022. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject willen doorlopen, afgewogen tegen de belangen van de verhuurder, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren.
De rechtbank oordeelde dat de verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in staat zijn om de huur van € 700,00 per maand te blijven betalen, gezien hun gezamenlijke inkomen van ruim € 3.000,00. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de verzoekers de huurtermijnen tijdig blijven voldoen. Tevens is bepaald dat de huurovereenkomst voor deze periode wordt verlengd. De rechtbank heeft verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar heeft hen de mogelijkheid geboden om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging tussen de belangen van schuldenaren en schuldeisers in het kader van de Faillissementswet, en biedt verzoekers de kans om hun financiële situatie te stabiliseren zonder onmiddellijke ontruiming.