ECLI:NL:RBROT:2022:10122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
C/10/638323 / HA RK 22-500
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een stichting op verzoek van de oprichter

In deze zaak verzoekt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als verzoekster, de rechtbank om de ontbinding van een stichting, aangeduid als verweerster. De stichting is opgericht door een notaris en heeft als doel het houden van aandelen in een Duits bedrijf, maar heeft sinds 2020 geen aandelen meer in dit bedrijf. De verzoekster stelt dat de stichting niet meer aan haar doelomschrijving voldoet en daarom geen bestaansrecht meer heeft. De erven van de overleden notaris, die de stichting heeft opgericht, willen de stichting behouden en voor een ander doel gebruiken, maar de rechtbank oordeelt dat de wens van de verzoekster om de stichting te ontbinden prevaleert. De rechtbank concludeert dat de stichting feitelijk een lege stichting is zonder baten en dat de ontbinding moet worden uitgesproken. De beschikking is gegeven op 16 november 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/638323 / HA RK 22-500
Beschikking van 16 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. L.R. Verhagen te Nijmegen,
tegen
[naam verweerster]
,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verweerster,
advocaat mr. J.Ph. Nikkels van der Veen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam verzoekster] en [naam verweerster] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 12 mei 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • het verweerschrift van 23 september 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling van 3 oktober 2022, waarbij mr. Verhagen spreekaantekeningen heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is de beschikking op heden bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam verweerster] is bij notariële akte van [datum 1] opgericht. Zij is statutair gevestigd te Rotterdam.
2.2.
[naam verweerster] is opgericht om aandelen in [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) te houden tegen uitgifte van certificaten van de aandelen aan [naam verzoekster] . In de statuten van [naam verweerster] is hierover, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“Artikel 2
[naam verweerster] heeft ten doel:
a.
het tegen toekenning van certificaten ten titel van beheer verwerven en administreren van aandelen in het kapitaal van de vennootschap naar Duits recht [naam bedrijf] ., gevestigd te [plaats] ;
het toekennen van certificaten voor eventueel op die aandelen uit te keren bonusaandelen of bij wege van stockdividend of met behulp van claims verkregen aandelen;
het uitoefenen van alle aan die aandelen verbonden rechten, zoals het uitoefenen van stemrechten en claimrecht en het ontvangen van dividend en andere uitkeringen, waaronder begrepen liquidatie-uitkeringen, onder de verplichting het ontvangene onverwijld na ontvangst aan de certificaathouders uit te keren met dien verstande, dat voor bonusaandelen of bij wege van stockdividend verkregen aandelen en voor aandelen welke voor een certificaathouder bij de uitoefening van een claimrecht worden verkregen, certificaten zullen worden toegekend;
het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt.
2.3.
Conform het doel van [naam verweerster] heeft deze tot 2020 aandelen gehouden in [naam bedrijf] tegen uitgifte van certificaten aan [naam verzoekster] . In 2020 zijn de aandelen gedecertificeerd. Sinds 18 februari 2020 houdt [naam verweerster] geen aandelen meer in [naam bedrijf] .

3..De standpunten van partijen

3.1.
[naam verzoekster] verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. [naam verweerster] met onmiddellijke ingang te ontbinden;
Subsidiair
2. [naam verweerster] te ontbinden;
3. [naam 1] , advocaat te Nijmegen, of een in goede justitie aan te wijzen vereffenaar of vereffenaars, te benoemen teneinde het vermogen van [naam verweerster] te vereffenen;
4. de beloning vast te stellen die de rechter aan de vereffenaar(s) toekent;
Primair en subsidiair:
5. [naam verweerster] in de kosten van dit geding te veroordelen.
3.2.
[naam verzoekster] legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. De decertificering en de daaropvolgende verkoop van de aandelen heeft tot gevolg dat [naam verweerster] niet meer aan haar doelomschrijving voldoet en om die reden geen bestaansrecht meer heeft. Ondanks instemming van de bestuurder van [naam verweerster] , [naam 2] (hierna: de bestuurder), met ontbinding van [naam verweerster] , is dit niet gerealiseerd, terwijl [naam verweerster] aan de vereisten voor ontbinding voldoet. Enerzijds zijn er onvoldoende middelen om het doel van [naam verweerster] te verwezenlijken, een bankrekening ontbreekt zelfs. Anderzijds is het doel van [naam verweerster] met de decertificering van de aandelen op 18 februari 2020 bereikt. [naam verzoekster] is niet voornemens wederom aandelen in [naam bedrijf] te nemen via [naam verweerster] . Het doel komt daarbij niet voor wijziging in aanmerking. Een statutenwijziging is onmogelijk, als gevolg van het ontbreken van certificaathouders. De reden die ten grondslag ligt aan het niet ontbinden van [naam verweerster] valt buiten de doelomschrijving. Indien wijziging van de doelomschrijving al mogelijk zou zijn, dan is het beoogde doel zodanig ver verwijderd van het oorspronkelijke doel, dat deze wijziging ongeoorloofd is. Dat een notaris vanuit zijn werk heeft bijgedragen aan de oprichting van een stichting en een akte heeft laten passeren maakt dit niet anders. Instandhouding van [naam verweerster] brengt daarnaast risico’s met zich mee voor de goede naam van [naam verzoekster] .
3.3.
[naam verweerster] voert verweer en concludeert – samengevat – tot afwijzing van [naam verzoekster] in haar verzoek, met veroordeling van [naam verzoekster] in de proceskosten. Zij legt het volgende aan haar verweer ten grondslag. [naam verweerster] is opgericht door voormalig notaris [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [naam 3] is op [datum 2] overleden en laat drie kinderen na. Zij vormen samen de erven. [naam 4] (hierna: [naam 4] ), de ex-partner van [naam 3] en de moeder van de erven, heeft in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van de erven de wens om [naam verweerster] te behouden. De naam en doelomschrijving van [naam verweerster] worden in dat geval veranderd. Het doel wordt het houden van onroerend goed ten behoeve van de erven. Hiermee is potentiële schade aan de goede naam van [naam verzoekster] uitgesloten.

4..De beoordeling

4.1.
In artikel 2:301 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat de rechtbank op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie een stichting ontbindt indien, kort gezegd, het vermogen van [naam verweerster] onvoldoende is voor de verwezenlijking van haar doel of indien het doel van [naam verweerster] is bereikt of niet meer kan worden bereikt en wijziging van het doel niet in aanmerking komt.
4.2.
De onderlinge verhouding tussen [naam verzoekster] en [naam verweerster] , maakt dat [naam verzoekster] als belanghebbende wordt aangemerkt.
4.3.
Gelet op de aard van onderhavige procedure, zijn de erven formeel geen belanghebbenden. [1] Dit neemt niet weg dat het verweer dat door de erven wordt gevoerd overeenkomt met het verweer dat door de bestuurder, als vertegenwoordiger van [naam verweerster] , wordt gevoerd. Nu [naam verweerster] wel een belanghebbende in deze procedure is, zal de rechtbank het verweer van de erven materieel behandelen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de overgelegde stukken, is voldaan aan de vereisten van artikel 2:301 lid 1 sub b BW. [naam verzoekster] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het doel van [naam verweerster] is bereikt en dat het proces van de aankoop van aandelen door [naam verweerster] en het uitgeven van certificaten daarvan aan [naam verzoekster] niet nog eens zal plaatsvinden. [naam verweerster] wenst dat zij blijft bestaan en ten behoeve van de erven wordt gebruikt, waarbij de naam en doelomschrijving worden gewijzigd. Dit doel valt niet onder het huidige statutaire doel van [naam verweerster] . De rechtbank is van oordeel dat de door de erven gewenste wijziging van het statutaire doel niet in aanmerking hoort te komen. [naam verweerster] is door de notaris ten behoeve van [naam verzoekster] opgericht. Dat maakt dat de wens van [naam verzoekster] om deze stichting te ontbinden hoort te prevaleren boven de wens van de erven om deze stichting te gebruiken voor een geheel ander doel.
4.5.
Nu het bestuur van [naam verweerster] niet wil meewerken aan de ontbinding van [naam verweerster] , zal de rechtbank tot ontbinding besluiten.
4.6.
[naam verzoekster] heeft aangevoerd dat [naam verweerster] feitelijk een lege stichting is, omdat zij niet over baten beschikt. De bestuurder heeft bevestigd dat [naam verweerster] geen bankrekening heeft. De rechtbank constateert dat [naam verweerster] ingevolge het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW op houdt te bestaan, nu zij geen baten heeft.
4.7.
De rechtbank ziet, gelet op de verhoudingen van partijen, geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
4.8.
De rechtbank draagt de griffier op opgaaf te doen van de ontbinding van [naam verweerster] .
4.9.
De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt [naam verweerster], statutair gevestigd te Rotterdam,
5.2.
verstaat dat de griffier van deze rechtbank van de ontbinding op de voet van artikel 2:19 lid 3 BW opgaaf zal doen bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel,
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [3297/1876]

Voetnoten

1.HR 25 oktober 1991, NJ 1992/149