Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verwerven en verspreiden van kinderpornografisch materiaal, bedreiging en het gebruik maken van de naam en het portret van een ander om zijn eigen identiteit te verhullen. De zaak kwam voort uit aangiften van een getuige die in 2019 via Snapchat contact had gehad met een gebruiker van het account [naam Snapchataccount01]. Deze gebruiker, die zich [naam01] noemde, zou de getuige hebben bedreigd en om naaktfoto's hebben gevraagd. De verdachte ontkende de gebruiker van het Snapchataccount te zijn geweest. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte de gebruiker van het Snapchataccount was. De enige aanwijzing was een IP-adres dat maanden na de ten laste gelegde periode aan het account was gekoppeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd en sprak hem vrij van alle beschuldigingen.