ECLI:NL:RBROT:2022:10104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
10-198823-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van (verlengde) uitvoer en vervoer van heroïne

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1961, die beschuldigd werd van de (verlengde) uitvoer en het vervoer van ruim 2,5 kilogram heroïne. De verdachte werd op 6 augustus 2022 aangehouden nadat hij een pakketje had aangenomen in Rotterdam, dat bleek te bevatten wat hij niet wist, maar waarvan de rechtbank oordeelde dat hij wetenschap had van de inhoud. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet had gehandeld en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen telefoons en een sleutelbos aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-198823-22
Datum uitspraak: 16 november 2022
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] te [plaats01] ,
verblijvende op het adres:
[adres02] [postcode02] te [plaats01] ,
raadsman mr. C.P. Timmers, advocaat te Middelharnis.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet) primair en onder 2 impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van het pakketje dat hij in ontvangst heeft genomen. Omdat hij betaald zou krijgen voor de rit, had hij hooguit het idee dat het iets van waarde zou zijn, zoals Rolexen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
De verdachte is op 6 augustus 2022 met de trein van Den Haag naar België gereisd, heeft daar vervolgens een voertuig opgehaald – waarin na onderzoek een verborgen ruimte bleek te zitten – en is daarna als bestuurder van dat voertuig vanuit België naar Rotterdam gereden. De verdachte heeft diezelfde dag in een bushokje in Rotterdam een pakketje aangenomen van de hem onbekende medeverdachte [medeverdachte01] en is daarmee naar zijn voertuig gelopen met het kennelijke doel dit pakketje naar België te brengen. Toen hij het pakketje op zijn achterbank had gelegd en zelf in de auto stapte is hij aangehouden. Uit onderzoek is gebleken dat zich in dit pakketje ruim 2,5 kilogram heroïne bevond.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de omstandigheden zoals geschetst, in beginsel aangenomen mag worden dat de verdachte wetenschap had van wat hij had aangenomen en in zijn auto had geplaatst ter vervoer naar België.
De ontkenning van de verdachte enige wetenschap te hebben gehad van de inhoud van pakketje, overtuigt niet. Te minder nu de verdachte het bij deze ontkenning heeft doen voorkomen dat hij eenmalig met een auto van een ander een ritje heeft gemaakt om iets op te halen, terwijl uit het dossier blijkt dat dat de verdachte vaker “ritjes” door Europa deed met hetzelfde voertuig. Zo blijkt uit dat onderzoek dat de verdachte zich op 26 mei 2022 met hetzelfde voertuig in Duitsland bevond, daar een foto heeft gemaakt van een groot aantal bankbiljetten in coupures van 200, 100, 50 en 20 euro, zich de dag erna in Brussel bevond en de dag dáárna in Antwerpen en Den Haag. Voorts blijkt dat de verdachte in chatgesprekken en spraakberichten sprak over het rijden van ritjes, het wegbrengen van pakketten en het aflossen van een schuld aan de “Maffia”. De verdachte heeft hierover niet nader verklaard.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met (minst genomen) voorwaardelijk opzet heeft gehandeld bij het (verlengd) uitvoeren en het vervoeren van de heroïne.
Het is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 (impliciet) primair ten laste gelegde (verlengde) uitvoer van de heroïne en daarmee tevens met het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde vervoeren ervan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij, op 6 augustus 2022, te Rotterdam, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht 2510,7 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, op 6 augustus 2022, te Rotterdam,
opzettelijk heeft vervoerd,
2510,7 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1 primair:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. Hij heeft ruim 2,5 kilogram heroïne vervoerd en was voornemens daarmee naar België te rijden.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Door de verspreiding van harddrugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dit varieert van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit zoals geweldsmisdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft verzocht om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hiervoor ziet de rechtbank echter geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn twee telefoons in beslag genomen, te weten een Samsung A13 onder goednummer [nummer01] en een Oppo onder goednummer [nummer02] , en een sleutelbos onder goednummer [nummer03] .
8.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de officier van justitie per e-mail van 2 september 2022 verzocht om teruggave van de voorwerpen aan de verdachte. De raadsman heeft zich op de zitting niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht geen beslissing te nemen over de in beslag genomen voorwerpen, nu er geen beslaglijst is. Per e-mail van 1 november 2022 heeft de officier van justitie de raadsman reeds te kennen gegeven dat de in beslag genomen voorwerpen naar het Beslaghuis gezonden zullen worden en dat zij een afspraak met de verdachte zullen plannen voor teruggave van de voorwerpen.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank begrijpt dat er (alleen) nog (94 Sv) beslag ligt op de hiervoor genoemde telefoons en sleutelbos en dat daarover nog geen last tot teruggave is gegeven. Ongeacht de vraag of er een beslaglijst is opgemaakt, zal de rechtbank daarover een beslissing moeten nemen.
Gelet op voornoemde e-mailcorrespondentie zal een last worden gegeven tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 (impliciet) primair en 2 impliciet primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen die nog niet zijn teruggegeven, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen telefoons (onder goednummers [nummer01] en [nummer02] ) en sleutelbos (onder goednummer [nummer03] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij, op of omstreeks 6 augustus 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 2510,7 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 2510,7 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, door
- afspraken te maken met een onbekend gebleven derde(n) en/of (medeverdachte) [medeverdachte01] over het vervoeren en/of het afleveren en/of het buiten het grondgebied brengen van bovengenoemde amfetamine, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- af te spreken met (medeverdachte) [medeverdachte01] en/of een onbekend gebleven derde(n), althans die [medeverdachte01] en/of die onbekend gebleven derde(n) te ontmoeten en/of
- een doos (bevattend 2800 gram amfetamine) aan te nemen/ in ontvangst te nemen van die [medeverdachte01] , althans een ander en/of
- deze doos in een voertuig te plaatsen en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 6 augustus 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2510,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.