In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Holland Gebouw Onderhoudsgroep B.V. (HGO) en een werknemer, aangeduid als [verweerder01]. HGO verzocht de rechtbank om te verklaren dat de werknemer zijn dienstverband onregelmatig had opgezegd en dat hij een gefixeerde schadevergoeding van € 9.566,77 verschuldigd was. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd was aangegaan, opgezegd per 1 mei 2022, terwijl deze van rechtswege eindigde op 14 augustus 2022. HGO stelde dat de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kon worden opgezegd, omdat er geen tussentijds opzegbeding in de overeenkomst was opgenomen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging onregelmatig was en dat de werknemer inderdaad een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd was aan HGO.
Daarnaast deed de werknemer een tegenverzoek tot betaling van een bedrag van € 4.610,69, bestaande uit vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofsaldo. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen, omdat de gevorderde bedragen reeds waren verrekend. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de werknemer aan HGO een bedrag van € 7.199,54 moest betalen, na verrekening van de gefixeerde schadevergoeding met de nog te betalen bedragen aan de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.