4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten. De verdachte heeft weliswaar met beide aangeefsters seks gehad, maar dat is op vrijwillige basis gebeurd, op initiatief van de aangeefsters.
Beoordeling
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
Seksuele handelingen
Op de ochtend van 30 augustus 2020 maakten aangeefsters [slachtoffer01] en [slachtoffer02] melding van verkrachting door de verdachte. Zij verklaarden dat zij de avond ervoor samen met de verdachte en diens moeder, zijnde respectievelijk de neef en tante van aangeefster [slachtoffer01] , iets zijn gaan drinken in een café in Rotterdam ter gelegenheid van de verjaardag van de tante. Zij hebben gezamenlijk twee flessen whiskey gedronken. Zij zijn daarna met z’n vieren naar de werkbus van de verdachte gelopen. Aangeefsters zijn met de verdachte en zijn moeder mee naar Dordrecht gereden omdat aangeefster [slachtoffer01] door haar alcoholgebruik niet meer in staat was om te rijden. Omdat de verdachte het minst had gedronken van allemaal en hij tussendoor ook water had gedronken achtte hij zichzelf nog in staat om te rijden.
Bij het huis van de verdachte en zijn moeder aangekomen hebben aangeefsters besloten daar te blijven slapen. Aangeefster [slachtoffer01] is meteen naar bed gegaan en aangeefster [slachtoffer02] is haar niet lang daarna gevolgd. Zij sliepen in het bed van de verdachte terwijl de verdachte in een andere kamer zou slapen. Nadat aangeefster [slachtoffer02] op enig moment wakker is geworden zag zij dat de verdachte bovenop [slachtoffer01] lag en heupbewegingen maakte. Zij zag dat [slachtoffer01] niet reageerde en sliep. Omdat [slachtoffer02] zich op dat moment heel moe en duizelig voelde is zij weer in slaap gevallen.
Op enig moment is zij weer wakker geworden door pijn aan haar vagina. Zij merkte dat de verdachte bovenop haar lag en haar penetreerde. Zij heeft de verdachte van zich afgeduwd en heeft schreeuwend [slachtoffer01] wakker gemaakt, waarna zij onmiddellijk de woning hebben verlaten. Thuis hebben zij meteen de politie gebeld.
De verklaringen van aangeefsters zijn gedetailleerd en consistent en maken op de rechtbank een geloofwaardige en betrouwbare indruk. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen worden onderstreept door de omstandigheid dat zij meteen na het incident daarvan melding bij de politie hebben gemaakt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen.
Door de verdachte is een alternatief scenario geschetst. Volgens de verdachte liep hij na het verlaten van het café samen met zijn moeder, zijn nicht [slachtoffer01] en haar vriendin [slachtoffer02] naar zijn werkbus, geparkeerd nabij de Markthal. Op enig moment hebben de verdachte en zijn nicht een voorsprong van omstreeks 200 of 300 meter op de andere twee genomen waardoor zij eerder bij de bus aankwamen. Aldaar boog [slachtoffer01] zich voorover tegen zijn bus aan en hebben hij en [slachtoffer01] een halve minuut seks gehad. Vervolgens is hij alleen met zijn moeder in de bus naar Dordrecht gereden. Aldaar aangekomen is hij gaan slapen in zijn eigen kamer en op enige moment voegden zijn nicht en haar vriendin zich bij hem in zijn bed. Daar heeft hij op initiatief van [slachtoffer02] en op vrijwillige basis seks met haar gehad.
De verdachte heeft aanvankelijk ontkend dat hij seks zou hebben gehad met [slachtoffer01] ; pas nadat DNA-onderzoek had plaatsgevonden waarvoor hij DNA had afgestaan, heeft de verdachte verklaard dat hij seks met haar had gehad. Dat gegeven doet af aan de geloofwaardigheid van zijn ontkenning. Daar komt bij dat het scenario van de verdachte dat hij en zijn nicht bij zijn werkbus seks hebben gehad ook overigens niet aannemelijk is. Uitgaande van de lezing van de verdachte zou dit moeten hebben plaatsgevonden op een openbare plek, in een tijdspanne van een halve minuut, terwijl zijn moeder en [slachtoffer02] ieder moment de hoek om konden komen en dat zouden kunnen zien. In het licht van de stellige ontkenning van [slachtoffer01] , in combinatie met onregelmatigheden in de verklaring van de verdachte terzake de terugreis naar Dordrecht, acht de rechtbank de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk geworden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte seks heeft gehad met beide aangeefsters daarin bestaande dat hij met zijn penis in hun vagina is gegaan.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer01] wordt op dit punt ondersteund door onderzoek van het Nederlandse Forensisch Instituut, waaruit kort gezegd blijkt dat DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen in de vagina van aangeefster.
De rechtbank zal voorts de vraag moeten beantwoorden of aangeefsters op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden in staat van verminderd bewustzijn verkeerden, als bedoeld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en zo ja, of de verdachte dat wist.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 243 Sr blijkt dat bij ‘een staat van verminderd bewustzijn’ gedacht kan worden aan situaties waarin de persoon zich in een roes bevindt door het innemen van alcohol of drugs. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en helemaal van de wereld zijn in, waarbij van iemand in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Aangeefster [slachtoffer02] heeft verklaard dat zij die avond veel te veel hadden gedronken. Tante kon amper alleen lopen. Zij hielden elkaar – aangeefsters en tante - vast onderweg naar de bus van de verdachte. De verdachte reed, die was niet zo dronken zoals zij.
Hij had maar 4 glazen whiskey-cola gedronken, dus hij was meer in staat om te rijden dan aangeefsters. [slachtoffer02] is iets later naar bed gegaan dan haar vriendin [slachtoffer01] en zij zag dat dat haar vriendin al lag te slapen. [slachtoffer02] werd op enig moment wakker en zag dat de verdachte bovenop haar vriendin lag en op dat moment seks leek te hebben met haar vriendin. Zij voelde zich duizelig en is weer in slaap gevallen. Zij heeft niets gedaan om de verdachte weg te krijgen, want zij was heel erg dronken en zij was niet zeker van wat zij zag. Zij werd vervolgens zelf wakker omdat de verdachte haar penetreerde en zij daardoor pijn kreeg. Op dat moment heeft zij hem meteen weggeduwd en heeft zij haar vriendin wakker geschreeuwd. Zij heeft haar vriendin geholpen met aankleden omdat haar vriendin daarvoor te dronken was.
Aangeefster [slachtoffer01] heeft verklaard dat zij samen met haar vriendin, de verdachte en zijn moeder het café heeft verlaten en dat zij met z’n vieren naar de auto van de verdachte zijn gelopen. Van hetgeen daarna is gebeurd herinnert zij zich slechts een paar flarden. Zij herinnert zich dat zij voorin de bus zat met haar tante en dat haar vriendin achterin zat, in de laadruimte. Zij is een keer wakker geworden en zag toen dat de verdachte tussen haar en haar vriendin in lag in bed. Ze is daarna weer in slaap gevallen. De alcohol liet haar niet echt wakker worden. Ze is wakker geworden van het geschreeuw van haar vriendin. Tijdens het gesprek met de politie merkte zij dat zij nog steeds dronken was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – tegen de achtergrond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de wetsgeschiedenis van artikel 243 Sr – van oordeel dat aangeefsters in staat van verminderd bewustzijn verkeerden toen de verdachte seks met hen had. Dat de verdachte moet hebben geweten dat aangeefsters in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerden, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de verdachte wist dat ze veel alcohol hadden gedronken en moet hebben waargenomen in wat voor toestand zijn hierdoor waren. De rechtbank gaat er op basis van de andere bewijsmiddelen van uit dat aangeefsters veel meer onder invloed waren dan de verdachte zegt te hebben gemerkt, en dat hij, die steeds ter plaatse is geweest, dat ook heeft gemerkt.
Conclusie
De rechtbank ziet, kort samengevat, geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters te twijfelen, acht voldoende wettig bewijs voorhanden en acht de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het onder 1 en 2 ten laste schuldig heeft gemaakt.