ECLI:NL:RBROT:2022:10067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
10/280700-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel geweld tegen twee slachtoffers in staat van verminderd bewustzijn na alcoholgebruik

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel geweld tegen twee aangeefsters. De feiten vonden plaats op 30 augustus 2020 in Dordrecht, waar de verdachte, na een avond van alcoholgebruik met de aangeefsters, hen seksueel binnendrong terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefsters door hun alcoholgebruik niet in staat waren om zich te verzetten tegen de seksuele handelingen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van hun onmachtige situatie, wat een ernstige inbreuk op hun lichamelijke en psychische integriteit met zich meebracht. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters als geloofwaardig en consistent beoordeeld, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt contact te hebben met de aangeefsters voor de duur van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij elke aangeefster een schadevergoeding van € 5.000,- is toegekend voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/280700-21
Datum uitspraak: 17 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. A.W. van Rijn, advocaat te Katwijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefsters.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten. De verdachte heeft weliswaar met beide aangeefsters seks gehad, maar dat is op vrijwillige basis gebeurd, op initiatief van de aangeefsters.
Beoordeling
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
Seksuele handelingen
Op de ochtend van 30 augustus 2020 maakten aangeefsters [slachtoffer01] en [slachtoffer02] melding van verkrachting door de verdachte. Zij verklaarden dat zij de avond ervoor samen met de verdachte en diens moeder, zijnde respectievelijk de neef en tante van aangeefster [slachtoffer01] , iets zijn gaan drinken in een café in Rotterdam ter gelegenheid van de verjaardag van de tante. Zij hebben gezamenlijk twee flessen whiskey gedronken. Zij zijn daarna met z’n vieren naar de werkbus van de verdachte gelopen. Aangeefsters zijn met de verdachte en zijn moeder mee naar Dordrecht gereden omdat aangeefster [slachtoffer01] door haar alcoholgebruik niet meer in staat was om te rijden. Omdat de verdachte het minst had gedronken van allemaal en hij tussendoor ook water had gedronken achtte hij zichzelf nog in staat om te rijden.
Bij het huis van de verdachte en zijn moeder aangekomen hebben aangeefsters besloten daar te blijven slapen. Aangeefster [slachtoffer01] is meteen naar bed gegaan en aangeefster [slachtoffer02] is haar niet lang daarna gevolgd. Zij sliepen in het bed van de verdachte terwijl de verdachte in een andere kamer zou slapen. Nadat aangeefster [slachtoffer02] op enig moment wakker is geworden zag zij dat de verdachte bovenop [slachtoffer01] lag en heupbewegingen maakte. Zij zag dat [slachtoffer01] niet reageerde en sliep. Omdat [slachtoffer02] zich op dat moment heel moe en duizelig voelde is zij weer in slaap gevallen.
Op enig moment is zij weer wakker geworden door pijn aan haar vagina. Zij merkte dat de verdachte bovenop haar lag en haar penetreerde. Zij heeft de verdachte van zich afgeduwd en heeft schreeuwend [slachtoffer01] wakker gemaakt, waarna zij onmiddellijk de woning hebben verlaten. Thuis hebben zij meteen de politie gebeld.
De verklaringen van aangeefsters zijn gedetailleerd en consistent en maken op de rechtbank een geloofwaardige en betrouwbare indruk. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen worden onderstreept door de omstandigheid dat zij meteen na het incident daarvan melding bij de politie hebben gemaakt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen.
Door de verdachte is een alternatief scenario geschetst. Volgens de verdachte liep hij na het verlaten van het café samen met zijn moeder, zijn nicht [slachtoffer01] en haar vriendin [slachtoffer02] naar zijn werkbus, geparkeerd nabij de Markthal. Op enig moment hebben de verdachte en zijn nicht een voorsprong van omstreeks 200 of 300 meter op de andere twee genomen waardoor zij eerder bij de bus aankwamen. Aldaar boog [slachtoffer01] zich voorover tegen zijn bus aan en hebben hij en [slachtoffer01] een halve minuut seks gehad. Vervolgens is hij alleen met zijn moeder in de bus naar Dordrecht gereden. Aldaar aangekomen is hij gaan slapen in zijn eigen kamer en op enige moment voegden zijn nicht en haar vriendin zich bij hem in zijn bed. Daar heeft hij op initiatief van [slachtoffer02] en op vrijwillige basis seks met haar gehad.
De verdachte heeft aanvankelijk ontkend dat hij seks zou hebben gehad met [slachtoffer01] ; pas nadat DNA-onderzoek had plaatsgevonden waarvoor hij DNA had afgestaan, heeft de verdachte verklaard dat hij seks met haar had gehad. Dat gegeven doet af aan de geloofwaardigheid van zijn ontkenning. Daar komt bij dat het scenario van de verdachte dat hij en zijn nicht bij zijn werkbus seks hebben gehad ook overigens niet aannemelijk is. Uitgaande van de lezing van de verdachte zou dit moeten hebben plaatsgevonden op een openbare plek, in een tijdspanne van een halve minuut, terwijl zijn moeder en [slachtoffer02] ieder moment de hoek om konden komen en dat zouden kunnen zien. In het licht van de stellige ontkenning van [slachtoffer01] , in combinatie met onregelmatigheden in de verklaring van de verdachte terzake de terugreis naar Dordrecht, acht de rechtbank de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk geworden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte seks heeft gehad met beide aangeefsters daarin bestaande dat hij met zijn penis in hun vagina is gegaan.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer01] wordt op dit punt ondersteund door onderzoek van het Nederlandse Forensisch Instituut, waaruit kort gezegd blijkt dat DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen in de vagina van aangeefster.
De rechtbank zal voorts de vraag moeten beantwoorden of aangeefsters op het moment dat de seksuele handelingen plaatsvonden in staat van verminderd bewustzijn verkeerden, als bedoeld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en zo ja, of de verdachte dat wist.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 243 Sr blijkt dat bij ‘een staat van verminderd bewustzijn’ gedacht kan worden aan situaties waarin de persoon zich in een roes bevindt door het innemen van alcohol of drugs. Het gaat om situaties tussen waakzaamheid en helemaal van de wereld zijn in, waarbij van iemand in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Aangeefster [slachtoffer02] heeft verklaard dat zij die avond veel te veel hadden gedronken. Tante kon amper alleen lopen. Zij hielden elkaar – aangeefsters en tante - vast onderweg naar de bus van de verdachte. De verdachte reed, die was niet zo dronken zoals zij.
Hij had maar 4 glazen whiskey-cola gedronken, dus hij was meer in staat om te rijden dan aangeefsters. [slachtoffer02] is iets later naar bed gegaan dan haar vriendin [slachtoffer01] en zij zag dat dat haar vriendin al lag te slapen. [slachtoffer02] werd op enig moment wakker en zag dat de verdachte bovenop haar vriendin lag en op dat moment seks leek te hebben met haar vriendin. Zij voelde zich duizelig en is weer in slaap gevallen. Zij heeft niets gedaan om de verdachte weg te krijgen, want zij was heel erg dronken en zij was niet zeker van wat zij zag. Zij werd vervolgens zelf wakker omdat de verdachte haar penetreerde en zij daardoor pijn kreeg. Op dat moment heeft zij hem meteen weggeduwd en heeft zij haar vriendin wakker geschreeuwd. Zij heeft haar vriendin geholpen met aankleden omdat haar vriendin daarvoor te dronken was.
Aangeefster [slachtoffer01] heeft verklaard dat zij samen met haar vriendin, de verdachte en zijn moeder het café heeft verlaten en dat zij met z’n vieren naar de auto van de verdachte zijn gelopen. Van hetgeen daarna is gebeurd herinnert zij zich slechts een paar flarden. Zij herinnert zich dat zij voorin de bus zat met haar tante en dat haar vriendin achterin zat, in de laadruimte. Zij is een keer wakker geworden en zag toen dat de verdachte tussen haar en haar vriendin in lag in bed. Ze is daarna weer in slaap gevallen. De alcohol liet haar niet echt wakker worden. Ze is wakker geworden van het geschreeuw van haar vriendin. Tijdens het gesprek met de politie merkte zij dat zij nog steeds dronken was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – tegen de achtergrond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de wetsgeschiedenis van artikel 243 Sr – van oordeel dat aangeefsters in staat van verminderd bewustzijn verkeerden toen de verdachte seks met hen had. Dat de verdachte moet hebben geweten dat aangeefsters in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerden, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat de verdachte wist dat ze veel alcohol hadden gedronken en moet hebben waargenomen in wat voor toestand zijn hierdoor waren. De rechtbank gaat er op basis van de andere bewijsmiddelen van uit dat aangeefsters veel meer onder invloed waren dan de verdachte zegt te hebben gemerkt, en dat hij, die steeds ter plaatse is geweest, dat ook heeft gemerkt.
Conclusie
De rechtbank ziet, kort samengevat, geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid of betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters te twijfelen, acht voldoende wettig bewijs voorhanden en acht de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het onder 1 en 2 ten laste schuldig heeft gemaakt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 augustus 2020 te Dordrecht,
met [slachtoffer01] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) brengen/houden van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op 30 augustus 2020 te Dordrecht,
met [slachtoffer02] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , te weten het (meermalen) brengen/houden van zijn penis in haar vagina.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De onder 1 en 2 bewezen feiten leveren op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte is seksueel binnengedrongen in het lichaam van de aangeefsters, terwijl zij, door het gebruik van alcohol, in staat van verminderd bewustzijn verkeerden. Het binnendringen bestond uit het brengen van zijn penis in hun vagina. De aangeefsters waren daardoor niet in staat zich hiertegen te verzetten. De verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens misbruik gemaakt van de onmachtige situatie waarin aangeefsters verkeerden. Daarbij komt dat hen dit is aangedaan door de persoon bij wie zij zich in die tijd veilig hadden moeten kunnen voelen De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangeefsters. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat aangeefsters zich door deze gebeurtenis tot op heden niet veilig voelen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte als zelfstandige werkt, samen woont en om het weekend belast is met de zorg van zijn minderjarig kind.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans plegen te worden opgelegd. Om die redenen wijkt de opgelegde straf af van de eis van de officier van justitie.
Om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, zal de rechtbank een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles overziend wordt oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk en met aftrek van voorarrest passend en geboden geacht.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt tevens aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01] en [slachtoffer02] , opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van beide vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vorderingen af te wijzen danwel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen gelet op de bepleite vrijspraak.
8.1.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid voor een ieder worden vastgesteld op € 5.000,-.
Het namens de benadeelde partijen aangevoerde dat de immateriële schade naar aard en gevolgen ernstiger zou zijn en derhalve aangesloten zou moeten worden bij categorie 4 van de letselschadelijst is niet onderbouwd. Daarom is bij de bepaling van de hoogte van de vergoedingen door de rechtbank aangesloten bij categorie 3 van de letselschadelijst.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vorderingen thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vorderingen en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van het resterende deel van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vorderingen kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen ieder een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer02] en [slachtoffer01] , gedurende 2 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 7 dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer02], te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer02]te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge:vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer01], te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 november 2022.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Dordrecht,
met [slachtoffer01] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) brengen/houden van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Dordrecht,
met [slachtoffer02] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , te weten het (meermalen) brengen/houden van zijn penis in haar vagina.