ECLI:NL:RBROT:2022:10061
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en transitievergoeding in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster01] en [verweerder01] over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. [verzoekster01] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij [verweerder01], die op 1 augustus 2021 was gestart. De arbeidsovereenkomst eindigde op 30 april 2022, maar partijen waren het oneens over de wijze van beëindiging en de bijbehorende financiële claims.
[verzoekster01] verzocht de kantonrechter om [verweerder01] te veroordelen tot betaling van onder andere een transitievergoeding, achterstallig loon, vakantiebijslag en buitengerechtelijke incassokosten. [verweerder01] voerde als verweer aan dat [verzoekster01] de arbeidsovereenkomst zelf had opgezegd en dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van haar zijde. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een ontslagname door [verzoekster01] en dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd.
De kantonrechter oordeelde dat [verweerder01] aan [verzoekster01] een transitievergoeding van € 525,- bruto verschuldigd was, evenals de opgebouwde vakantiebijslag van € 1.200,- bruto. De vordering tot betaling van loon over april 2022 werd afgewezen, omdat [verzoekster01] in die maand inkomsten had uit een andere baan. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 10% en wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.