Op 7 november 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam de zaak behandeld met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 11 november 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, waarbij een deel van het verzoek (zes maanden) werd aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder van [naam kind01] en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig. De minderjarige was in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder en dat [naam kind01] bij haar woont. De GI heeft aangegeven dat er sprake is van een positieve ontwikkeling, maar dat deze nog pril en kwetsbaar is. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij zij aangaf dat [naam kind01] vooruitgang heeft geboekt, maar dat er nog steeds hulp nodig is. De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling geconcludeerd dat [naam kind01] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is dat een jeugdbeschermer betrokken blijft.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd voor de duur van zes maanden, tot 11 mei 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022 door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, als griffier. De beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 november 2022.