ECLI:NL:RBROT:2022:10009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
10/161087-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte wegens onherstelbaar vormverzuim

In deze zaak heeft de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verzet tegen zijn aanhouding. De verdachte was op 19 juni 2020 aangehouden door verbalisanten, maar tijdens de zitting zijn camerabeelden getoond die de gebeurtenissen anders weergaven dan in het proces-verbaal was beschreven. De politierechter concludeerde dat het proces-verbaal opzettelijk onjuist was opgemaakt, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. De rechter oordeelde dat de politie al geruime tijd over de camerabeelden beschikte, maar deze niet in het dossier waren opgenomen, wat de rechten van de verdachte op een eerlijk proces schond. Gezien de ernst van het verzuim en het nadeel dat de verdachte had ondervonden, verklaarde de politierechter het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt het belang van waarheidsgetrouwe proces-verbaal opmaak en de gevolgen van een schending van de beginselen van een goede procesorde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/161087-20
Datum uitspraak: 18 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .

1..Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 september 2022 en 17 oktober 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 18 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich op 19 juni 2020 met geweld heeft verzet tegen zijn fouillering en/of aanhouding door zich los te rukken uit de greep van verbalisant [verbalisant01] , door deze verbalisant met kracht bij de armen vast te pakken en deze armen met kracht vast te houden.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.M. van Leeuwen, heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit gevorderd.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Procesverloop
4.1.1.
Zitting 9 september 2022
De verdachte heeft op zijn mobiele telefoon videobeelden getoond van enkele bewakingscamera’s bij zijn bedrijf en beelden afkomstig van verschillende mobiele telefoons van omstanders. Op de getoonde beelden waren de gebeurtenissen van 19 juni 2020 zichtbaar. Op de vraag van de officier van justitie waarom de verdachte niet eerder deze beelden heeft overgelegd, heeft de verdachte verklaard dat de beelden na het incident reeds door de technische recherche waren opgehaald. De politierechter heeft de behandeling van de zaak op verzoek van de officier van justitie aangehouden tot 17 oktober 2022 voor het verstrekken van de beelden en voor nader onderzoek door de officier van justitie naar de vraag of de camerabeelden inderdaad reeds eerder door de politie bij de verdachte zijn verkregen en – als deze vraag positief zou worden beantwoord – waarom hiervan in het dossier geen enkele vermelding aanwezig is.
4.1.2.
Zitting 17 oktober 2022
De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de beelden van de beveiligingscamera’s zijn opgehaald door de afdeling van de politie die zich bezighoudt met onderzoek naar eventueel door politieagenten gepleegde strafbare feiten. De beelden zijn opgehaald in het kader van de vervolging – en inmiddels veroordeling – van de verbalisant die de verdachte een kopstoot zou hebben gegeven. De verdachte is niet op de hoogte gesteld van de vervolging van de verbalisant. De officier van justitie heeft verder toegelicht dat niet meer te achterhalen is waarom de beelden niet (ook) in het dossier van de verdachte zijn geplaatst. Ook is niet duidelijk geworden waarom het ophalen van de beelden niet is gerelateerd. De officier van justitie vermoedt dat er sprake is geweest van een miscommunicatie tussen afdelingen.
Ter zitting zijn de beelden besproken. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben verklaard geen aanmerkingen te hebben op de waarnemingen van de politierechter, zoals hierna beschreven in 4.2.2. Op basis hiervan heeft de officier van justitie vrijspraak geëist omdat er geen bewijs aanwezig is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie acht de officier van justitie niet op zijn plaats nu er slechts sprake is van een grote miscommunicatie en niet van een doelbewuste handeling om de verdachte in zijn rechten te schaden.
4.2.
Beoordeling
4.2.1.
Inhoud proces-verbaal
In het dossier is een procesverbaal opgenomen dat door twee verbalisanten, [verbalisant01] en [verbalisant02] , op ambtseed is opgemaakt. In dit proces-verbaal is voor zover hier relevant het volgende vermeld:
Ik, verbalisant [verbalisant01] , deelde [verdachte01] mede dat ik hem ging fouilleren. Hierop zag ik dat [verdachte01] wegrende in de richting van een autogarage genaamd [naam garage01] . Ik, verbalisant [verbalisant01] , zag dat [verdachte01] lachte en riep, ik ga echt niet meewerken vriend. Wij, verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant01] , hadden het idee dat [verdachte01] een geintje met ons uithaalde. Ik, verbalisant [verbalisant01] , liep achter [verdachte01] aan en deelde hem mede dat ik hem ging fouilleren en dat hij daaraan mee moest werken, als hij dit niet zou doen zou ik hem aanhouden terzake het niet voldoen aan bevel of vordering. Ik, verbalisant [verbalisant01] , zag dat [verdachte01] de geopende roldeur binnenliep van de autogarage [naam garage01] .
(…)
Ik, verbalisant [verbalisant01] , deelde [verdachte01] mede dat hij mee moest werken en vorderde zijn
medewerking. Tevens deelde ik [verdachte01] nogmaals mede dat hij zou worden aangehouden als hij niet zou meewerken aan het preventief fouilleren. Ik, verbalisant [verbalisant01] , pakte [verdachte01] beet en trachtte hem te fouilleren. Ik, verbalisant [verbalisant01] , bemerkte dat [verdachte01] erg krachtig was en zich uit mijn greep losrukte en vanuit de autogarage weer in de richting van de roldeur liep, welke zich aan de trottoir zijde van de Persoonshaven bevind.
Opmerking verbalisanten: Aangezien [verdachte01] niet meewerkte aan de controle, laat staan aan de fouillering deelde ik, verbalisant [verbalisant01] , op vrijdag 19 juni 2020, om 16:50 uur [verdachte01] mede dat hij was aangehouden terzake het niet voldoen aan bevel of vordering. Ik, verbalisant [verbalisant01] , trachtte [verdachte01] naar buiten te brengen, echter gezien zijn postuur en kracht merkte ik dat dit erg lastig was.
(…)
Wij, verbalisanten, trachtten [verdachte01] vervolgens buiten de autogarage te krijgen. Dit lukte en wij konden hem tegen de muur plaatsen aan de voorzijde van de voornoemde autogarage. Ik, verbalisant [verbalisant01] , probeerde [verdachte01] om te draaien teneinde hem in de transportboeien te plaatsen. Ik, verbalisant [verbalisant01] , vroeg [verdachte01] mee te werken anders zou ik geweld toepassen. Ik, verbalisant [verbalisant01] , merkte dat [verdachte01] mij beetpakte. Ik, verbalisant [verbalisant01] , voelde dat [verdachte01] mijn beide armen beet hield met grote kracht. Op dat moment hadden we elkaar beet en stonden met onze gezichten naar elkaar toe. Ik, verbalisant [verbalisant01] , merkte dat [verdachte01] mij krachtig beet had en mij niet los liet. Ik, verbalisant [verbalisant01] , voelde mij op dat moment angstig, omdat ik de controle niet meer had. Ik, verbalisant [verbalisant01] , voelde dat de greep van [verdachte01] erg krachtig was en ik kon mezelf er niet uit losrukken. Ik, verbalisant [verbalisant01] , voelde dat [verdachte01] mij zodanig beet hield dat ik bang was dat [verdachte01] mij letsel zou toebrengen. Ik, verbalisant [verbalisant01] , zag dat [verdachte01] boos en agressief naar mij keek.
Ik, verbalisant [verbalisant02] , zag dat verbalisant [verbalisant01] niet los kwam uit de greep van [verdachte01] . Ik, verbalisant [verbalisant02] , probeerde de hand van [verdachte01] los te trekken van verbalisant [verbalisant01] , maar merkte dat [verdachte01] te krachtig was.
Opmerking verbalisanten: [verdachte01] had een (1) hand in het gips, kennelijk vanwege een breuk in zijn hand. Echter was [verdachte01] wel in staat deze hand te gebruiken en
verbalisant [verbalisant01] beet te pakken.
Ik, verbalisant [verbalisant01] , merkte dat [verdachte01] mij op een dergelijke wijze beet hield dat dit mij een angstig gevoel gaf. Ik, verbalisant [verbalisant01] , ben in het verleden in dergelijke
situaties geweest waarbij ik letsel heb opgelopen. Gezien deze situatie en de
mogelijke kans op letsel gaf ik [verdachte01] een kopstoot teneinde los te komen uit zijn
greep. Wij, verbalisanten, merkten dat [verdachte01] schrok van de kopstoot en vervolgens
verbalisant [verbalisant01] los liet. Ik, verbalisant [verbalisant01] , pakte [verdachte01] bij zijn keel waarna
[verdachte01] stopte met tegenwerken. Hierop konden wij, verbalisanten, [verdachte01] in de
transportboeien plaatsen.
4.2.2.
Inhoud camerabeelden
Op de door de officier van justitie aangeleverde beelden is het volgende – voor zover hier relevant – zichtbaar:
  • Meerdere politieagenten en bijzonder opsporingsambtenaren komen ter fiets aan bij een autogarage. De verdachte staat buiten. De verdachte heeft zijn rechterhand in het gips en een mitella om zijn nek.
  • De verdachte loopt na het zien van de agenten – op een wat humoristische wijze – vanaf de straat de garage in, waarna enkele agenten hem naar binnen volgen. Naar de rechtbank aanneemt op basis van de informatie uit het proces-verbaal is één van hen verbalisant [verbalisant01] .
  • Er ontstaat een gesprek tussen de verdachte en verbalisant [verbalisant01] . Verbalisant [verbalisant01] pakt zijn telefoon en toont deze aan de verdachte. De verdachte loopt verder het pand in en maakt een wegwuivend gebaar naar verbalisant [verbalisant01] . Verbalisant [verbalisant01] loopt achter hem aan en neemt zijn handboeien in de hand. De verdachte draait zich om en zet een stap achteruit. Verbalisant [verbalisant01] rukt aan de mitella die om de nek van de verdachte hangt, pakt hem vervolgens bij zijn nek en geeft hem een duw richting de uitgang van de garage. Hierna heeft verbalisant [verbalisant01] de verdachte met één hand bij de bovenarm vast en de verdachte maakt hierbij wegtrekkende bewegingen. De verdachte lijkt de situatie te willen sussen. Hij loopt hierna richting de uitgang, waarbij verbalisant [verbalisant01] hem eerst aan de arm vastheeft en hem vervolgens enkele duwtjes geeft in de richting van de uitgang, waarbij hij zelf de arm van de verdachte loslaat. De verdachte loopt richting de uitgang. Hier ontstaat een enigszins verhitte situatie met de omstanders, waarbij de agenten meerdere duwen uitdelen en waarbij de verdachte wederom de situatie lijkt te willen sussen.
  • Na enige tijd rukt verbalisant [verbalisant01] de verdachte met kracht aan zijn linkerarm naar buiten en duwt hem tegen de buitenmuur. Hierbij houdt hij de linkerarm van de verdachte met twee handen vast en duwt deze tegen de buik van de verdachte. De verdachte praat tegen verbalisant [verbalisant01] en wijst met zijn vrije (gegipste) rechterhand. Verbalisant [verbalisant01] gaat ver achterover hangen en geeft de verdachte een krachtige kopstoot tegen het hoofd.
  • Verbalisant [verbalisant01] heeft nog steeds de linkerarm van de verdachte vast. De rechterhand van de verdachte is vrij. De verdachte draait zich weg van verbalisant [verbalisant01] , richting de muur. Zijn handen zijn los en tegen de muur aan. Hij houdt zijn handen omhoog tegen de muur. Verbalisant [verbalisant01] gaat achter de verdachte staan en pakt zijn nek/keel in een klem. De verdachte houdt zijn handen ter hoogte van zijn middel. Vervolgens trekt verbalisant [verbalisant01] de verdachte richting de grond terwijl hij hem bij de nek klemt met zijn arm. De verdachte staat vervolgens voorovergebogen. Een andere agente (de rechtbank neemt op basis van de informatie van het proces-verbaal aan dat dit verbalisant [verbalisant02] betreft) draait naar de verdachte toe en lijkt zijn rechterbovenarm een fractie van een seconde vast te houden. De verdachte komt weer omhoog. Verbalisant [verbalisant01] heeft hem bij de nek vast met een hand. De verdachte staat met zijn rug tegen de muur. De twee mannen praten verhit. Verbalisant [verbalisant01] maakt een beweging met zijn rechterarm die erop lijkt dat hij de verdachte met zijn rechtervuist in het gezicht wil gaan slaan. De verdachte heft zijn linkerarm om dit te blokkeren. De verdachte blijft praten.
  • Verbalisant [verbalisant01] verwisselt zijn grip van de nek naar de keel van de verdachte, houdt met een hand zijn keel vast en duwt hem tegen de muur. De verdachte steekt zijn armen omhoog en tegen de muur. De verdachte wordt omgedraaid. Hij lijkt mee te werken. Verbalisant [verbalisant01] neemt hem in een soort armklem, wat tot gevolg heeft dat verbalisant [verbalisant02] en een andere verbalisant de verdachte niet kunnen boeien. Na enige tijd wordt de armklem losgelaten en wordt de verdachte alsnog geboeid.
4.2.3.
Verschil proces-verbaal met camerabeelden
De politierechter stelt op basis van het bovenstaande vast dat het proces-verbaal – dat de (enige) basis vormt voor de beschuldigingen tegen de verdachte – geen correcte weergave is van de feitelijke situatie zoals die op de camerabeelden is waar te nemen. Zich beperkend tot de feitelijkheden die zien op het tenlastegelegde, constateert de politierechter dat op de camerabeelden van de binnenzijde van de garage niet is te zien dat verbalisant [verbalisant01] de verdachte tracht te fouilleren, noch dat de verdachte zich met kracht uit de greep van verbalisant [verbalisant01] losrukt. Uit de camerabeelden van de buitenzijde blijkt dat de verdachte nergens tijdens deze situatie verbalisant [verbalisant01] heeft vastgegrepen, laat staan met beide handen of dusdanig krachtig dat verbalisant [verbalisant01] niet uit zijn greep los kon komen. Verder is te zien dat de vrouwelijke agente, waarvan de rechtbank op basis van de inhoud van het proces-verbaal aanneemt dat dit verbalisant [verbalisant02] is, geen fysiek contact heeft met de verdachte tot enige tijd na het moment dat verbalisant [verbalisant01] de kopstoot heeft gegeven, terwijl in het proces-verbaal is beschreven dat zij de hand van de verdachte uit zijn greep tracht los te trekken vóórdat verbalisant [verbalisant01] de kopstoot geeft. Bovendien is het fysieke contact tussen [verbalisant02] en de verdachte dusdanig kortdurend dat het niet zeer aannemelijk is dat zij daar, zoals is beschreven, de arm probeert weg te trekken en hierbij merkte dat de verdachte te krachtig is.
4.2.4.
Tussenconclusie
De politierechter stelt vast dat er grote verschillen zijn tussen wat in het proces-verbaal is opgeschreven en wat te zien is op de camerabeelden. Gelet op de mate van detail in het proces-verbaal, kunnen deze verschillen naar het oordeel van de politierechter niet zijn gebaseerd op een vergissing of een wijze van interpretatie van de situatie door de verbalisanten. Tekenend hierbij is de in het proces-verbaal opgenomen opmerking dat de rechterhand van de verdachte in het gips zat maar desalniettemin krachtig genoeg was om verbalisant [verbalisant01] vast te houden. Met deze opmerking lijkt een op het eerste oog onwaarschijnlijke situatie – namelijk dat een persoon met een gegipste hand iemand anders met grote kracht kan vasthouden – te worden weggeschreven. De enige conclusie die naar het oordeel van de politierechter getrokken kan worden is dat de verbalisanten (delen van) dit proces-verbaal doelbewust in strijd met de waarheid hebben opgemaakt. Het voorgaande levert een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek op.
De rechtsgevolgen van het verzuim blijken niet uit de wet. Om te beoordelen of aan dat verzuim enig rechtsgevolg toekomt dient de politierechter rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.
4.2.5.
Het belang dat het geschonden voorschrift dient.
Op grond van de artikelen 152 jo 153 van het Wetboek van Strafvordering maken opsporingsambtenaren op ambtseed proces-verbaal op van door hen opgespoorde strafbare feiten of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of ondervonden. Zij doen dat onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Een proces-verbaal is (mede) de grondslag voor de beslissing van de officier van justitie om al dan niet tot vervolging over te gaan en voor de rechter om een verdachte al dan niet te veroordelen. Het is daarom van het grootste belang dat een proces-verbaal een juiste weergave is van al dat door de opsporingsambtenaren bij de opsporing is waargenomen of ondervonden. Alle procespartijen moeten er immers op kunnen vertrouwen dat een proces-verbaal van de politie, waaraan door de rechter bij zijn oordeelsvorming doorgaans uitermate veel belang wordt gehecht, waarheidsgetrouw wordt opgemaakt en dat dit proces-verbaal de werkelijke gang van zaken weergeeft. Dat is het fundament waarop het Nederlandse strafproces is gebouwd.
4.2.6.
De ernst van het verzuim
Zoals hiervoor onder 4.2.4. overwogen, lijken doelbewust onwaarheden in het procesverbaal vermeld om de werkelijke gang van zaken te maskeren. Het bewust in strijd met de waarheid opmaken van een proces-verbaal kan bezwaarlijk anders worden aangemerkt dan als een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde. De waarheidsvinding is hierdoor ernstig belemmerd en het recht van de verdachte op een eerlijk proces is tekort gedaan. Het is slechts aan de beveiligingscamera’s van de verdachte te danken dat hij zijn onschuld heeft kunnen aantonen. Hierbij wordt opgemerkt dat de politie reeds lange tijd over de beelden beschikte maar dat deze om (nog immer) onduidelijke redenen niet in het dossier van de verdachte werden opgenomen, ook niet nadat hij in zijn verhoor bij de politie op het bestaan van camerabeelden heeft gewezen. Gelet op het voorgaande, in relatie gezien met het onder 4.2.5. vermelde algemene belang van een waarheidsgetrouw procesverbaal, acht de politierechter het verzuim zeer ernstig.
4.2.7.
Het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt
De gehele verdenking tegen de verdachte is gebaseerd op belastende onwaarheden uit een proces-verbaal dat is opgeschreven door verbalisanten op ambtseed. Dit proces-verbaal heeft ongetwijfeld een doorslaggevende rol gespeeld bij de keuze om de verdachte te vervolgen. Pas meer dan twee jaar later – wat bovendien een schending van de redelijke termijn betreft – heeft de verdachte op zitting de mogelijkheid gekregen om zijn naam te zuiveren. Met dit alles zijn de rechten van de verdachte op een eerlijk proces op grove wijze geschonden. De verdachte is verder op basis van deze verdenking aangehouden en tot zijn heenzending (zij het ‘slechts’ enkele uren) van zijn vrijheid beroofd geweest. De verdachte heeft hiernaast ter zitting verklaard dat de vervolging een stigmatiserend effect heeft gehad, hij klanten is verloren en dat hij het vertrouwen in de politie en de rechtstaat is verloren. Hierbij komt bovendien dat de verdachte tijdens het incident slachtoffer is geworden van geweld, wat – gezien de (thans nietonherroepelijke) veroordeling van verbalisant [verbalisant01] – moeilijk anders gezien kan worden dan als disproportioneel.
4.2.8.
Rechtsgevolg vormverzuim
De politierechter constateert dat er, gelet op al het voorgaande, een zodanig ernstige inbreuk is gemaakt op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM (Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden). Bij deze stand van zaken is slechts het zwaarste rechtsgevolg dat de rechter aan een onherstelbaar
vormverzuim in het voorbereidend onderzoek kan verbinden op zijn plaats, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. Voor de verdachte betekent dit dat deze strafzaak wordt beëindigd.
4.2.9.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De politierechter:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
de griffier is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 19 juni 2020, te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant01] en/of [verbalisant02] , agenten van politie Eenhied Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding en/of fouillering van verdachte, door een of meermalen:
- zich lost te rukken uit de greep van die [verbalisant01] en/of
- die [verbalisant01] (met kracht) bij de armen, althans het lichaam vast te pakken en/of
- de armen, althans het lichaam van die [verbalisant01] (met kracht) vast te houden.