ECLI:NL:RBROT:2022:10003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/10/641878 / JE RK 22-1714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in verband met kindermishandeling

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De ouders van [voornaam minderjarige01] worden verdacht van kindermishandeling, wat heeft geleid tot de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van het kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders het gezag uitoefenen over [voornaam minderjarige01], die momenteel in een pleeggezin verblijft. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn eerder verlengd en de GI heeft opnieuw verzocht om deze maatregelen met een jaar te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2022 zijn de ouders, de GI en de pleegouders verschenen. De rechtbank heeft de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] bevestigd, vooral gezien het letsel dat het kind op 17 juli 2020 heeft opgelopen, wat volgens deskundigen waarschijnlijk het gevolg is van kindermishandeling. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 8 oktober 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 8 april 2023. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de GI, de ouders en de pleegouders opnieuw in gesprek moeten gaan over de plaatsing van [voornaam minderjarige01] op een peuterspeelzaal, maar kan daar op dit moment geen beslissing over nemen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot een pro forma zitting op 1 maart 2023, waarbij de GI rapport moet uitbrengen over de voortgang van de strafrechtelijke procedures en het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/641878 / JE RK 22-1714
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Beschikking van de rechtbank over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats01] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers, te Middelharnis,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats01] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers, te Middelharnis,

de pleegouders van [voornaam minderjarige01] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure betrokken: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen: de Raad.
Als informant wordt door de rechtbank aangemerkt: [naam01] , pleegzorgbegeleider bij Enver.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 19 september 2022 van de kinderrechter en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 6 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De meervoudige kamer heeft de zaak gelijktijdig met het verzoek met zaaknummer C/10/638285/FA RK 22-3357 met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door mr. C.P. Timmers;
- [naam02] en [naam03] namens de GI;
- de pleegouders;
- [naam01] .
Opgeroepen en niet verschenen is een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 17 juli 2020 is [voornaam minderjarige01] (voorlopig) onder toezicht gesteld. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verleend. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 8 oktober 2022.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen met een jaar. De GI vraagt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gehandhaafd en daartoe het volgende naar voren gebracht.
[voornaam minderjarige01] is op 17 juli 2020 met zeer ernstig meervoudig letsel in het ziekenhuis opgenomen. [voornaam minderjarige01] was toen vijf weken oud. Blijkens het rapport van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) d.d. 22 september 2020 heeft een arts van het Erasmus MC aangegeven dat er vrijwel zeker sprake was van kindermishandeling.
Op 4 maart 2021 heeft de GI het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ontvangen waaruit naar voren komt dat de verschillende letsels van [voornaam minderjarige01] op verschillende momenten zijn ontstaan door van buitenkomende krachtige oorzaken.
Op 1 maart 2021 was er voldoende aanleiding om de ouders buiten heterdaad aan te houden en in verzekering te stellen. Op 18 maart 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat het ingestelde beroep tegen de afwijzing van de inbewaringstelling van het openbaar ministerie gegrond was, maar de inbewaringstelling geschorst onder voorwaarden, waaronder de begeleide omgang met [voornaam minderjarige01] .
Er worden in de strafrechtelijke procedures ten aanzien van de ouders door de rechter-commissaris op 10 oktober aanstaande nog getuigen gehoord. Ook is het verzoek van de ouders om een contra-expertise toegewezen. Als de contra-expertise doorgaat, dan vindt de inhoudelijke behandeling op zijn vroegst in het eerste of het tweede kwartaal van 2023 plaats, mogelijk nog later. Iedereen staat daardoor in de wachtstand. De vertraging van de strafrechtelijke procedures heeft ook met de houding van de ouders te maken. Zo hebben zij lange tijd geweigerd om aan het milieuonderzoek mee te werken.
De GI wil benadrukken dat de ouders tot op heden als verdachten worden aangemerkt. Sowieso hebben de ouders [voornaam minderjarige01] niet kunnen beschermen tegen het letsel dat haar is toegebracht.
De GI heeft, nadat zij een perspectiefbesluit had genomen, de Raad al een jaar geleden verzocht om een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te doen.
De Raad heeft in het kader van het onderzoek een NIKA-onderzoek gedaan. Als de Raad de uitkomst van de strafrechtelijke procedures ten aanzien van de ouders afwacht, dan gaat alles nog veel langer duren. De GI heeft zich in ieder geval op 5 september 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden. Indien de Raad niet mocht overgaan tot het indienen van een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel, dan gaat de GI de zaak aan de rechtbank voorleggen op grond van artikel 1:267, tweede lid, Burgerlijk Wetboek (BW).
De GI is van mening dat de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige01] ruimschoots is verstreken en heeft daarom, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek door de Raad, wederom de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing gevraagd.
Op de samenwerking met de ouders is weinig aan te merken. De samenwerking verloopt goed. Op dit moment is het enige strijdpunt dat de ouders geen toestemming willen verlenen om [voornaam minderjarige01] naar de peuterspeelzaal te laten gaan. De GI heeft dit nog niet met een nieuw verzoek aan de rechtbank willen voorleggen, maar hoopt dat bemiddeling door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling tot een uitkomst zal leiden waar iedereen zich in kan vinden.
De frequentie van de omgang is momenteel een keer per maand. De ouders willen uitbreiding van de omgang. De omgang verloopt in principe goed. Er zijn geen zorgen over het verloop van de omgang. De ouders vullen de omgang leuk in. [voornaam minderjarige01] herkent de ouders ook. Na afloop is [voornaam minderjarige01] wel moe, de omgang is intensief voor haar. Binnenkort zal er een evaluatie van de omgang plaatvinden.

De standpunten

De ouders
Door en namens de ouders is tijdens de mondelinge behandeling verzocht om het verzoek af te wijzen. Het staat niet vast dat [voornaam minderjarige01] slachtoffer is van mishandeling. Er pleit veel voor de ouders. Zij zijn uitgebreid ondervraagd door de politie en hun verklaringen zijn consistent. Uit de psychologische onderzoeken zijn ook geen bijzonderheden naar voren gekomen. Uit het NIKA-onderzoek zijn geen signalen van mishandeling naar voren gekomen. De ouders willen dat [voornaam minderjarige01] bij hen teruggeplaatst wordt. De GI heeft echter al lang het perspectief bepaald. Het tijdsverloop gaat zich nu tegen de ouders keren. Dat is oneerlijk.
De benoeming van een deskundige die de contra-expertise in de strafrechtelijke procedures moet uitvoeren verloopt moeizaam. Er is maar een beperkt aantal gerechtelijke deskundigen beschikbaar.
De ouders zouden graag willen dat de rechtbank een beslissing neemt over de kwestie van de peuterspeelzaal. De omgang kan slechts eenmaal per maand plaatsvinden, omdat [voornaam minderjarige01] meer omgang niet zou aankunnen. Het verbaast de ouders dan dat een plaatsing op een peuterspeelzaal kennelijk niet als te belastend voor [voornaam minderjarige01] wordt gezien. De ouders willen graag zelf bepalen wanneer [voornaam minderjarige01] naar de peuterspeelzaal gaat. Stabiliteit voor [voornaam minderjarige01] is nu van belang. De ouders vinden het te vroeg voor [voornaam minderjarige01] om met de peuterspeelzaal te starten.
De ouders willen dat de omgang wordt uitgebreid. [voornaam minderjarige01] laat zien dat ze aan de ouders gehecht is. De ouders zijn haar primaire opvoeders, daar moet naar gehandeld worden.
De ouders willen dat er conform het advies dat uit het NIKA-onderzoek is voortgevloeid wordt ingezet op versterking van de band tussen hen en [voornaam minderjarige01] . Een video-interactie traject zou daarbij kunnen helpen. De ouders hebben dit traject na een gesprek met de Raad zelf in gang gezet. Dit is ook een reden voor de ouders om geen toestemming te verlenen om [voornaam minderjarige01] naar een peuterspeelzaal te laten gaan. Het video-interactietraject zal ook intensief voor [voornaam minderjarige01] zijn.
De strafrechtelijke procedures lopen nog. De uitkomst van deze procedures moeten niet afgewacht worden. De kans is overigens groot dat er geen schuldige is, mede gelet op de jurisprudentie op dat punt. Er moet dus nu gehandeld worden. De ouders zullen blijven vechten totdat [voornaam minderjarige01] weer thuis is.
De pleegouders
De pleegouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verteld dat het goed gaat met [voornaam minderjarige01] in het pleeggezin. Bij binnenkomst had zij een achterstand in haar motorische ontwikkeling. Inmiddels verloopt deze ontwikkeling veel beter. Ook sociaal-emotioneel ontwikkelt zij zich adequaat. Er zijn enige zorgen over haar taalontwikkeling. [voornaam minderjarige01] heeft veel duidelijkheid en rust en een vast ritme nodig. Zij raakt anders van slag.
Na de omgang met de ouders is [voornaam minderjarige01] moe. Zij is dan niet zozeer moe van het spelen, maar moe van de emoties. Zij is dan snel verdrietig of boos en zoekt dan de grenzen op.
De pleegouders zouden graag willen dat de rechtbank zich uitspreekt over de kwestie van de peuterspeelzaal. De pleegouders zouden het goed vinden voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] als zij naar een peuterspeelzaal gaat. Mocht blijken dat [voornaam minderjarige01] overprikkeld raakt doordat er ook afspraken in het kader van een video-interactietraject moeten worden nagekomen, dan is de peuterspeelzaal het eerste waarmee gestopt zal worden.
Enver Pleegzorg
Namens Enver Pleegzorg is tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat er sprake is van een goede en veilige hechting van [voornaam minderjarige01] aan de pleegouders. Er is ook ingezet op hechting van [voornaam minderjarige01] aan de ouders.
De aanvaardbare termijn mag dan niet meer leidend zijn, de zaak sleept zich wel voort en dat is in niemands belang. Er moet duidelijkheid komen. Jonge kinderen ontwikkelen zich optimaal binnen een gehechtheidsrelatie.
Ook de pleegouders willen duidelijkheid in verband met het verder hechten aan [voornaam minderjarige01] .

De beoordeling

De ernstige zorgen over haar ontwikkeling die tot de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoeduithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] hebben geleid zijn onveranderd. De oorzaak van het op 17 juli 2020 in het ziekenhuis geconstateerde letsel bij [voornaam minderjarige01] , dat volgens het LECK en het NFI toegebracht is, (meerdere bloeduitstortingen, bloedingen in de hersenen en fracturen in bekken en been) staat tot op heden niet vast.
Over het mogelijke strafbare aandeel van de ouders hierin zal naar verwachting volgend jaar in de strafrechtelijke procedures tegen de ouders een uitspraak worden gedaan. Het opgroeiperspectief van [voornaam minderjarige01] is nog onduidelijk.
Gelet hierop is aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW voldaan. De rechtbank zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW)
Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De veiligheid van [voornaam minderjarige01] kan in de thuissituatie nog steeds niet gewaarborgd worden, nu de visie van de ouders en die van de deskundigen van het LECK en het NFI ten aanzien van de oorzaak van het ontstaan van het letsel bij [voornaam minderjarige01] zeer uiteenlopen. De strafrechtelijke procedures ten aanzien van de ouders lopen nog. De inhoudelijke behandeling zal op z’n vroegst in het eerste of tweede kwartaal van 2023 plaatsvinden.
De resultaten van het NIKA-onderzoek kunnen, anders dan door advocaat van de ouders wordt gesteld, de bestaande zorgen naar het oordeel van de rechtbank niet wegnemen.
De Raad heeft het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel nog niet afgerond.
In het pleeggezin wordt [voornaam minderjarige01] een veilige, gestructureerde en stabiele opvoedingssituatie geboden, waarin zij zich goed ontwikkelt.
De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat [voornaam minderjarige01] langer binnen het pleeggezin verblijft.
Omdat er op dit moment nog veel onduidelijkheden zijn en de rechtbank zicht wil houden op de voortgang van het Raadsonderzoek en het verloop van de strafrechtelijke procedures tegen de ouders, zal de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en de behandeling van het overig verzochte aanhouden tot na te noemen pro forma datum.
De rechtbank verzoekt de GI om uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum de rechtbank schriftelijk te rapporteren over de stand van zaken betreffende het verloop van de strafrechtelijke procedures ten aanzien van de ouders, de voortgang van het onderzoek van de Raad, het verloop van de omgang en de voortgang van het door de ouders geïnitieerde video-interactietraject en daarbij aan te geven wat de processuele wensen zijn.
Aangezien daartoe geen verzoek is ingediend, kan de rechtbank geen beslissing nemen over de plaatsing van [voornaam minderjarige01] op de peuterspeelzaal. De rechtbank dringt er op aan dat de GI, de ouders en de pleegouders daar opnieuw het gesprek over aangaan en daarbij het belang van [voornaam minderjarige01] leidend te laten zijn. Daarmee kan wellicht een nieuwe procedure worden voorkomen. De rechtbank wil de ouders meegeven dat in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat plaatsing op een peuterspeelzaal goed is voor de taalontwikkeling en de sociale ontwikkeling van een kind.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 8 oktober 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 april 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 maart 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en de advocaat op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk op genoemde pro forma-datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaat.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022 door mr. G.M. Paling, voorzitter tevens kinderrechter en mrs. M.P. van der Stroom en J.S. van den Berge, rechters in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 3 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.