In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als beveiliger in een discotheek betrokken was bij een incident waarbij een bezoeker, de aangever, mishandeld zou zijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde openlijke geweld, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld, en sprak de verdachte daarvan vrij zonder nadere motivering.
Echter, de rechtbank heeft wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De aangever had verklaard dat de verdachte hem had mishandeld door hem te slaan en te trappen, en dat hij daarbij letsel had opgelopen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als voldoende bewijs beschouwd om de mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever op 15 december 2018 in de discotheek heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan en te trappen, en door met kracht op zijn nek te staan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte zijn baan heeft verloren door het incident, wat meegewogen is in de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.