ECLI:NL:RBROT:2021:9955
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstandsvergoeding na vrijspraak in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan op verzoeken van een verzoeker, die eerder was vrijgesproken van diefstal. De verzoeker had verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor de schade die hij had geleden door zijn voorarrest, en om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand op grond van artikel 530 Sv. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker van 8 mei 2019 tot 10 mei 2019 in verzekering was gesteld en dat hij op 11 maart 2021 door de meervoudige strafkamer was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken, stellende dat de verzoeker had moeten weten dat de telefoon die hij had gekocht van diefstal afkomstig was. De rechtbank oordeelde echter dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzoeken van de verzoeker toe te wijzen. De rechtbank kende de verzoeker een schadevergoeding van € 390 toe voor de schade ten gevolge van het voorarrest en een vergoeding van € 340 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.