Op 4 oktober 2021 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats in een strafzaak met de verdachte die de Albanese taal spreekt. De rechtbank stelde voor om procesafspraken te maken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging om de afdoening van de zaak te bespoedigen. De zaak betreft onder andere de verdenking van invoer van verdovende middelen, deelname aan een criminele organisatie, overtreding van de Wet wapens en munitie, en witwassen. De verdachte is preventief gedetineerd en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting werd besproken dat de officier van justitie en de verdediging openstaan voor het maken van afspraken over de afdoening van de zaak, wat kan leiden tot een snellere behandeling. De rechtbank benadrukte dat zodra er vorderingen zijn in deze procesafspraken, zij daarvan op de hoogte wil worden gesteld. De officier van justitie gaf aan dat er een proces-verbaal is omtrent de aanvang van het onderzoek en dat het onderzoek op geen enkele wijze onrechtmatig is verlopen. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht, en de rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, gezien de ernstige bezwaren die nog steeds aanwezig zijn. De zaak wordt geschorst tot de volgende zitting op 10 december 2021.