ECLI:NL:RBROT:2021:9934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
KTN-7987763_07102021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst kantoormeubilair en prijsafspraken tussen eiser en Office Trader B.V.

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter mr. G.A.F.M. Wouters, stond de koopovereenkomst van kantoormeubilair tussen eiser, een handelsnaam, en de besloten vennootschap Office Trader B.V. centraal. De procedure volgde op een tussenvonnis van 6 februari 2020, waarin eiser was toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat er overeenstemming was bereikt over de prijzen van het meubilair. Eiser diende bewijs te leveren van de prijsafspraken, maar slaagde hierin niet. Tijdens het getuigenverhoor op 4 februari 2021 werd duidelijk dat er geen concrete prijsafspraken waren gemaakt voorafgaand aan het transport van het meubilair. Eiser had WhatsApp-gesprekken en getuigenverklaringen overgelegd, maar deze gaven geen duidelijkheid over de overeengekomen prijzen.

Office Trader B.V. werd ook toegelaten tot bewijsvoering en stelde dat de prijzen na levering konden worden beoordeeld. Getuigen van Office Trader bevestigden dat er geen definitieve prijsafspraken waren gemaakt en dat de prijzen na controle konden worden vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat Office Trader voldoende bewijs had geleverd dat eiser had ingestemd met de prijzen die door Office Trader werden vastgesteld na de controle.

Het vonnis concludeerde dat Office Trader een bedrag van € 1.560,90 aan eiser verschuldigd was, inclusief btw, en dat er ook buitengerechtelijke kosten van € 234,14 aan eiser moesten worden betaald. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 7 oktober 2021 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 7987763 \ CV EXPL 19-5495
uitspraak: 7 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
[eiser]h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OFFICE TRADER B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
gemachtigde: [naam 2]
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Office Trader”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het tussenvonnis van 6 februari 2020;
  • de akte uitlating bewijs van [eiser], met producties;
  • de akte gegevens getuigen van [eiser], met één productie;
  • de akte overlegging nadere producties en tevens opgave van getuigen van Office Trader;
  • de akte van uitlating van [eiser];
  • de antwoordakte van Office Trader, met productie;
  • het getuigenverhoor dat heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021;
  • de akte uitlating na enquête tevens uitlating schikkingsvoorstel van Office Trader.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling van het geschil

2.1
Als gevolg van het vertrek van de aanvankelijk behandelend kantonrechter naar een ander rechtsgebied binnen deze rechtbank, wordt dit vonnis gewezen door kantonrechter mr. G.A.F.M. Wouters. Aangezien deze kantonrechter bij de mondelinge behandeling op 9 januari 2020 aanwezig is geweest, hij inhoudelijk betrokken is geweest bij bovengemeld (door hem uitgesproken) tussenvonnis en de getuigen ten overstaan van hem zijn gehoord, kunnen partijen geacht worden hun standpunten ten overstaan van deze rechter uiteen te hebben gezet. Daarom wordt geen aanleiding gezien om partijen nog in de gelegenheid te stellen zich hierover bij akte uit te laten.
2.2
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 6 februari 2020, waarvan de
inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. In dat vonnis is onder meer geoordeeld dat [eiser] wordt toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij en Office Trader over en weer hebben verklaard overeenstemming te hebben bereikt over de prijzen van de partij meubilair zoals [eiser] die heeft opgenomen in zijn prijslijst zoals bijgevoegd in zijn factuur aan Office Trader van 10 april 2019.
2.3
In het kader van de aan hem gegeven bewijsopdracht heeft Erin een uitdraai van WhatsApp-gesprekken tussen hem en [naam 3] (hierna: [naam 3]), toenmalig directeur van Office Trader, overgelegd. Daaruit volgt dat dat [eiser] op 19 maart 2019 bezwaar heeft gemaakt tegen de in de door Office Trader opgestelde in de selfbilling-factuur opgenomen prijzen waarbij hij verwijst naar eerdere afspraken. Uit dit bericht blijkt echter niet dat partijen voorafgaand aan het transport van het meubilair vaste prijzen zijn overeengekomen en, zo ja, welke bedragen zijn overeengekomen.
Voorts heeft [eiser] een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam 4] (hierna: [naam 4]). Daargelaten dat, zoals Office Trader terecht stelt, deze verklaring niet is ondertekend en daarmee niet kan worden vastgesteld dat deze verklaring van [naam 4] afkomstig is, kan uit deze verklaring slechts blijken dat [naam 3] en [eiser] gesproken hebben over prijzen voor het meubilair, maar in elk geval niet welke prijzen zouden zijn overeengekomen. Daarnaast heeft [eiser] [naam 5] (hierna: [naam 5]) opgeroepen als getuige. [naam 5] heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij begin 2019 aanwezig is geweest bij de prijsonderhandelingen tussen [eiser] en [naam 3] in de loods van [eiser] waarin het meubilair was opgeslagen, waarbij [eiser] bij een bepaald artikel een prijs noemde en Office Trader een tegenbod deed waarna vervolgens overeenstemming werd bereikt. [naam 5] heeft niet verklaard dat hij concrete prijzen heeft gehoord. [naam 3] heeft tijdens het getuigenverhoor erkend dat de eerste dag in de loods is gesproken over richtprijzen. Door hem is echter betwist dat toen concrete prijsafspraken zijn gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan op basis van de ter beoordeling voorliggende feiten en verklaringen tijdens het getuigenverhoor niet worden vastgesteld dat er voorafgaand aan het transport van het meubilair tussen partijen concrete prijzen zijn overeengekomen, laat staan dat de door [eiser] in zijn tellijst bij de factuur van 10 april 2019 opgenomen prijzen zijn overeengekomen. [eiser] is dan ook niet geslaagd in de aan hem gegeven bewijsopdracht.
2.4
Voorts is in het tussenvonnis, voor het geval [eiser] niet zou slagen in de hem opgedragen bewijs, Office Trader toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat zij met [eiser] is overeengekomen dat de partij meubilair na levering nog door Office Trader kon worden beoordeeld op kwaliteit waarna de (definitieve) prijzen door Office Trader konden worden vastgesteld. Office Trader heeft in dit kader [naam 3], [naam 6] (hierna: [naam 6]), bedrijfsleider bij Office Trader, en [naam 7] (hierna: [naam 7]), logistiek teamleider bij Office Trader, laten horen als getuigen. [naam 3] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het transport van het meubilair bij [eiser] heeft aangegeven dat hij niet akkoord ging met de door [eiser] gevraagde prijzen, dat zijn prijs “de prijs” zou zijn en dat als [eiser] daar niet mee instemde hij het meubilair niet zou kopen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij, als gevolg van de wijze waarop het meubilair in de loods was opgeslagen, niet in staat was om de staat ervan te beoordelen en dat hij bij [eiser] heeft aangegeven dat de afgenomen artikelen bij Office Trader in haar bedrijf nog zouden worden gecontroleerd en alsnog zouden kunnen worden afgekeurd en dat [eiser] is verteld dat hij bij die controle aanwezig kon zijn. Zowel [naam 6] als [naam 7] is niet zelf bij de onderhandelingen en afspraken tussen [eiser] en [naam 3] aanwezig geweest, zodat zij
niet uit eigen waarneming kunnen verklaren. Wel heeft [naam 6] verklaard dat hij van [naam 3] heeft vernomen dat met [eiser] stukprijzen zijn overeengekomen, maar ook dat bij Office Trader de uiteindelijke controle zou plaatsvinden en dat dit binnen Office Trader ook de gebruikelijke werkwijze is indien niet ter plaatse de staat van de partij kan worden beoordeeld. Daarnaast heeft hij verklaard dat het gelet op de aantallen voor de chauffeur niet te doen was om de partij te beoordelen op kwaliteit omdat Office Trader daar op haar bedrijf met vier man al een week mee bezig is geweest.
2.5
Gelet op de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat de door [eiser] gestelde prijzen zijn overeengekomen, het feit dat [eiser] het meubilair door Office Trader heeft laten meenemen en [eiser] onbetwist niet (tijdig) is ingegaan op het aanbod van Office Trader om bij de controle en prijsbepaling aanwezig te zijn en anderzijds de door [naam 3] en [naam 6] beschreven gebruikelijke werkwijze binnen Office Trader, acht de kantonrechter door Office Trader voldoende bewezen dat [eiser] ermee heeft ingestemd dat de prijzen van Office Trader zouden gelden en dat deze prijzen door Office Trader na controle op haar locatie nog mochten worden gewijzigd zoals zij dat heeft gedaan. Aangezien Office Trader is geslaagd in haar bewijsopdracht zijn de door haar in de tellijst bij haar selfbilling-factuur van 20 mei 2019 genoemde overeengekomen prijzen per item voldoende komen vast te staan.
2.6
Op de selfbilling-factuur heeft Office Trader een bedrag in mindering gebracht van € 1.290,- exclusief btw ter zake van de transportkosten. Zoals reeds in het tussenvonnis van 6 februari 2020 is overwogen zijn deze kosten door Office Trader ten onrechte verrekend. Een bedrag van € 1.560,90 inclusief btw is Office Trader dan ook aan [eiser] verschuldigd en zal worden toegewezen.
2.7
Zoals eveneens in het tussenvonnis van 6 februari 2020 overwogen is Office Trader de buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Gelet op het toegewezen bedrag aan hoofdsom zal een bedrag worden toegewezen van € 234,14.
2.8
Aangezien ter zake van de (ver)koop van het meubilair sprake is van een handelsovereenkomst, zal de (onweersproken gebleven) handelsrente worden toegewezen op de wijze als in het dictum weergegeven.
2.9
Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elk van partijen de eigen proceskosten draagt. De separaat door [eiser] gevorderde kosten voor juridische bijstand worden geacht te zijn verdisconteerd in de compensatie van de proceskosten en zullen daarom worden afgewezen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Office Trader om aan [eiser] te betalen:
  • een bedrag van € 1.560,90 inclusief btw aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 24 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een bedrag van € 234,14 aan buitengerechtelijke kosten;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590