ECLI:NL:RBROT:2021:992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
C/10/610326 / JE RK 20-3567
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om de ondertoezichtstelling van de kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen. De kinderen waren sinds 21 februari 2020 onder toezicht gesteld, maar de GI heeft aangegeven geen volledig zicht te hebben op de thuissituatie. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij hebben aangegeven zich in te zetten voor de hulpverlening en open te staan voor verdere ondersteuning. De moeder is onder behandeling bij Antes en de vader is actief betrokken bij de zorg voor de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, zoals teruggetrokken gedrag en moeite met het uiten van emoties. Echter, er zijn ook positieve ontwikkelingen geconstateerd, zoals het maken van vriendinnen door [naam kind 2] en de positieve ervaringen van [naam kind 1] op school. De kinderrechter oordeelt dat de GI geen zicht heeft op de thuissituatie, maar dat dit op zichzelf geen reden is om de ondertoezichtstelling te verlengen, vooral omdat beide ouders instemmen met de geadviseerde hulpverlening.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, omdat niet is voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter concludeert dat de vrijwillige hulpverlening voldoende zal zijn om de zorgen weg te nemen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/610326 / JE RK 20-3567
datum uitspraak: 4 februari 2021

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2015 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

  • het verzoek met bijlagen van de GI van 22 december 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de GI van 23 december 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 4 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L. Willems, in aanwezigheid van mr. M. Rietbergen,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. L. Willems, en door [naam 1] , tolk Kaapverdisch,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de ouders.
Bij beschikking van 21 februari 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 21 februari 2021.

Het verzoekDe GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar.

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode is het MPG+ traject door fouten aan de kant van de hulpverlening niet verlopen zoals dit de bedoeling was. De moeder is in deze periode wel bereikbaar geweest en zij heeft zich goed ingezet. Vanaf oktober 2020 is een nieuwe MPG+ medewerker gestart maar deze heeft aangegeven dat er nog geen volledig zicht op de thuissituatie is, doordat de vader onvoldoende meewerkt met de hulpverlening en geen tijd heeft voor of zin heeft in gezamenlijke gesprekken. De school geeft daarnaast aan dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. Zij vertonen teruggetrokken gedrag en hebben moeite met het uiten van emoties. Het is onduidelijk of dit wordt veroorzaakt door de thuissituatie of door kindeigen problematiek. De school adviseert een persoonlijkheidsonderzoek af te laten nemen bij [naam kind 1] . Hiervoor is een aanmelding gedaan bij Mentaal Beter, maar er zijn lange wachtlijsten. Daarnaast zal er speltherapie ingezet gaan worden.

De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De ouders hebben zich de afgelopen periode allebei hard ingezet voor de hulpverlening. De moeder is bij Antes onder behandeling en dit verloopt goed. De eerste hulpverlener van MPG+ was tevreden over de moeder. Er zijn op dit moment met betrekking tot de kinderen geen zorgen. De moeder staat open voor alle hulpverlening en zij staat achter het persoonlijkheidsonderzoek en de inzet van speltherapie. De moeder meent dat het verzoek gelet op het voorgaande dient te worden afgewezen. Door en namens de vader is eveneens verweer gevoerd tegen het verzoek. Ook hij meent dat het verzoek dient te worden afgewezen. De vader geeft aan dat hij zeer betrokken is bij de kinderen, hij brengt hen naar bed en gaat mee naar de voetbaltraining en -wedstrijden, maar hij werkt veel (op uitzendbasis) om voor zijn familie te kunnen zorgen, waardoor hij niet altijd beschikbaar kan zijn voor de GI of MPG+. Hij staat net als de moeder achter het persoonlijkheidsonderzoek voor [naam kind 1] en de ingezette hulpverlening.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er op dit moment nog steeds zorgen bestaan over [naam kind 1] en [naam kind 2] . Deze zorgen worden gesignaleerd door de school en zijn met name gelegen in de teruggetrokkenheid van de kinderen en in de moeite die de kinderen ervaren met het uiten van hun emoties. De school heeft in de afgelopen periode echter ook positieve ontwikkelingen geconstateerd bij de kinderen. Zo heeft [naam kind 2] meer vriendinnen in de klas en geeft [naam kind 1] aan het naar zijn zin te hebben op school en kan hij op een positieve wijze benaderd en gestimuleerd worden. Dat de GI geen zicht heeft op de thuissituatie is op zichzelf geen reden om de ondertoezichtstelling te verlengen, zeker nu niet gebleken is dat er nog zorgen zijn over de psychische problematiek van de moeder of over spanningen binnen de relatie van de ouders of fysiek geweld tegen de kinderen. Overigens acht de kinderrechter het opmerkelijk dat de GI aangeeft geen zicht te hebben op de thuis- en opvoedsituatie binnen het gezin terwijl er al een jaar een ondertoezichtstelling is en er sinds oktober 2020 een nieuwe MPG+ hulpverlener in het gezin aan het werk is.
Nu voorts beide ouders instemmen met de geadviseerde hulpverlening (MPG+, een persoonlijkheidsonderzoek voor [naam kind 1] en speltherapie voor beide kinderen) is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. Voornoemde hulpverlening binnen het vrijwillig kader zal naar verwachting toereikend zijn om de zorgen zoals die door de school worden geuit weg te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.

De beslissingDe kinderrechter:

wijst het verzoek van de GI af, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op februari 2021 door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.E. den Breejen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.