ECLI:NL:RBROT:2021:9901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 20/2696
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor niet in acht nemen wachttijd bij diergeneesmiddel en verminderd verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres kreeg een boete van € 5.000,- opgelegd wegens het niet in acht nemen van de voorgeschreven wachttijd voor het in de handel brengen van landbouwhuisdieren na toediening van een diergeneesmiddel. Eiseres stelde dat zij mocht vertrouwen op de informatie van haar dierenarts en de NVWA, die een kortere wachttijd op het VKI-formulier had vermeld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van verminderd verwijtbaar handelen, omdat eiseres geen aanwijzingen had ontvangen dat de wachttijd onjuist was. De rechtbank halveerde daarom het boetebedrag tot € 2.500,- en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Eiseres kreeg het betaalde griffierecht vergoed en de proceskosten werden vastgesteld op € 2.564,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2696

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. B.M. Kleijs.

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 5.000,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam], maat van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres een boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit: “De voorgeschreven wachttijd werd niet in acht genomen voor het in de handel brengen van landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.7, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.4, onder c, van het Besluit diergeneesmiddelen, en gelezen in samenhang met artikel 8.8, eerste lid, onder c, van de Regeling Diergeneesmiddelen.
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 27 maart 2018 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In dit rapport schrijft de toezichthouder dat kuikens van eiseres op 5 januari 2018 waren aangevoerd op het slachthuis en dat op de VKI-formulieren het diergeneesmiddel Enrox stond vermeld met daarbij genoteerd een wachttermijn van 3 dagen en begindatum 29 december 2017 bij de kuikens van stal 2 en 3. Volgens de toezichthouder geldt voor het diergeneesmiddel Enrox echter een wachttermijn van 7 dagen en zaten de kuikens uit stal 2 en 3 dus nog in die wachttermijn toen ze zijn afgeleverd op de slachterij. De toezichthouder heeft de maten van eiseres gehoord en de verantwoordelijke dierenarts. De verklaringen van deze personen zijn opgenomen in het rapport.
3. Eiseres heeft haar beroepsgrond, inhoudende dat de NVWA na de constatering op 5 januari 2018 ten onrechte niet heeft afgewacht of een alternatieve oplossing kon worden gevonden, ter zitting ingetrokken.
4. Eiseres voert aan dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij mocht vertrouwen op Avined, de dierenarts, de slachterij en de NVWA. Bij het invullen van het digitale VKI-formulier in Avined werd automatisch de, naar achteraf bleek onjuiste, wachttijd van 3 dagen ingevuld. In het bestreden besluit staat dat eiseres een verouderde versie van het VKI-formulier zou hebben gebruikt maar het gebruik van de ten tijde van belang actuele versie van het formulier zou geen verschil hebben gemaakt omdat daarin eveneens automatisch een wachttijd van 3 dagen was ingevuld, zoals de toezichthouder met eiseres heeft vastgesteld. Na deze constatering heeft eiseres contact gezocht met Avined en toen is het aantal wachtdagen gecorrigeerd. Daarnaast ging eiseres ervan uit dat de dierenarts op de hoogte was van de slachtdatum (eiseres hanteert altijd dezelfde termijnen bij uitladen) en dat dus de wachttermijn in acht werd genomen. Ook de slachterij ging uit van een wachttermijn van drie dagen en een toezichthouder van de NVWA heeft een dag voor het transport het VKI-formulier gecontroleerd en ondertekend. Ook die toezichthouder is er dus kennelijk van uitgegaan dat de wachttermijn 3 dagen was. In het rapport van bevindingen erkent de toezichthouder dat hij heeft verzuimd de wachttijd te controleren. De NVWA stelt dat het geheel aan eiseres te wijten is dat de overtreding is begaan, maar gaat eraan voorbij dat andere personen en instanties, waaronder de NVWA zelf, dezelfde fout hebben gemaakt. De oplegging van een boete is volgens eiseres gezien de hele gang van zaken niet evenredig. Eiseres is op het verkeerde been gebracht door informatie van personen en instanties, niet in de laatste plaats door de NVWA.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij de wachttijd van 7 dagen voor het middel Enrox niet in acht heeft genomen en haar kuikens binnen die termijn ter slacht heeft aangeboden. Er is dus niet in geschil dat eiseres de overtreding heeft begaan. Ook het rapport van bevindingen op zichzelf biedt voor de rechtbank voldoende grond om vast te stellen dat eiseres de overtreding heeft begaan.
4.2.
Ten aanzien van de vraag of verweerder voor die overtreding ook aan eiseres deze boete mocht opleggen is van belang of eiseres de overtreding kan worden verweten. Op grond van artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan namelijk geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid aan de kant van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Eiseres had immers wel op de hoogte kunnen zijn van de juiste wachttijd van het middel Enrox. Zij had dit bijvoorbeeld kunnen achterhalen via de website van het College ter beoordeling van geneesmiddelen of navraag kunnen doen bij haar dierenarts, maar belangrijker, de wachttijd van 7 dagen was ook vermeld op het etiket van het middel dat eiseres in haar bezit had. Eiseres had dus met het etiket van de fles Enrox die zij in haar bezit had op de hoogte kunnen zijn dat de wachttermijn 7 dagen is en niet (zoals in het verleden) slechts 3 dagen. In die zin had eiseres de overtreding dus wel kunnen voorkomen. Dit neemt echter niet weg dat begrijpelijk is dat eiseres op het verkeerde been is gezet door het formulier van Avined waarop automatisch een wachttijd van 3 dagen werd gegenereerd. Eiseres kreeg na het invullen van dit formulier ook geen aanwijzingen dat dit onjuist was. Een toezichthouder van de NVWA heeft het VKI-formulier gecontroleerd en ondertekend en daarbij ook niet opgemerkt dat de vermelde wachttijd onjuist was. Ook het slachthuis heeft kennelijk niets opgemerkt. Op de stukken van de dierenarts van eiseres stond wel een wachttermijn van 7 dagen genoemd maar die stukken heeft eiseres pas later, na de overtreding, van de dierenarts gekregen. Dit alles maakt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres verminderd verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank ziet dan ook aanleiding het boetebedrag te halveren.
5. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Voorts zal de rechtbank gelet op artikel 8:72a van de Awb zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. De rechtbank zal zelf de boete vaststellen op € 2.500,-.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Daarnaast ziet de rechtbank in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • stelt de boete vast op € 2.500,-;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.564,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 oktober 2021.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.