In deze zaak vordert eiser, [naam eiser], schadevergoeding van gedaagde, [naam gedaagde], een strafrechtadvocaat, wegens een vermeende schending van de zorgplicht. Eiser stelt dat gedaagde hem niet heeft gewaarschuwd voor het risico van tbs (terbeschikkingstelling) tijdens de hoger beroep procedure. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en heeft na zijn veroordeling gedaagde ingeschakeld voor hoger beroep. Na de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarbij tbs werd opgelegd, heeft eiser de opdrachtrelatie met gedaagde beëindigd en een tuchtklacht ingediend. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen op grond van verjaring. De rechtbank oordeelt dat eiser al bekend was met de schade en de aansprakelijke persoon op het moment van de uitspraak van het hof in 2011. De verjaringstermijn is daarmee op dat moment aangevangen. Eiser heeft niet aangetoond dat er stuitingshandelingen zijn verricht, waardoor de vordering op 25 juni 2016 is verjaard. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.