In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres schadevergoeding vorderde voor een vochtplek in haar plafond. De procedure volgde na een deskundigenonderzoek dat was bevolen in een tussenvonnis van 9 april 2021. De deskundige kon echter de oorzaak van de vochtplek niet vaststellen, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tegen de bovenbuurman, de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast voor de stelling dat de vochtplek was ontstaan door een lekkage vanuit het appartement van de gedaagde op de eiseres rustte. Aangezien de deskundige geen lekkage had vastgesteld, werd de vordering afgewezen.
Daarnaast werd in de uitspraak ook de schade aan het plafond van het toilet van de eiseres beoordeeld. De eiseres had verschillende offertes overgelegd ter onderbouwing van de herstelkosten. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres voldoende bewijs had geleverd voor de herstelkosten van het plafond in het toilet, en kende haar een bedrag van € 150,- toe, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.