ECLI:NL:RBROT:2021:9736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
9169327 CV EXPL 21-14243
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid en oproeping in vrijwaring in huurgeschil

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, betreft het een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid en oproeping in vrijwaring in een huurgeschil tussen de commanditaire vennootschap Urbanic Netherlands II C.V. en een gedaagde partij. Urbanic heeft de gedaagde, die sinds 1 februari 1999 een bedrijfsruimte huurt, opgezegd per 1 juni 2021 vanwege dringend eigen gebruik. De gedaagde heeft de beëindiging van de huurovereenkomst betwist en heeft een incidentele vordering ingesteld om Urbanic niet-ontvankelijk te verklaren in deze procedure, stellende dat Urbanic geen verhuurder is van het gehuurde. De kantonrechter heeft de zaak op 20 augustus 2021 behandeld en een mondelinge zitting bepaald om de stellingen van partijen te bespreken. De kantonrechter heeft partijen opgedragen om relevante stukken in te dienen en heeft hen verzocht om in persoon of vertegenwoordigd te verschijnen op de mondelinge behandeling. De beslissing in de hoofdzaak is aangehouden totdat op de incidentele vorderingen is beslist. De mondelinge behandeling is gepland op 2 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9169327 CV EXPL 21-14243
uitspraak: 20 augustus 2021
vonnis in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de commanditaire vennootschap
Urbanic Netherlands II C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 april 2021,
verweerster in het vrijwaringsincident,
gemachtigde: mr. E.M. de Bie te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
gedaagde,
eiseres in het vrijwaringsincident,
gemachtigde: mr. B. Coskun te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Urbanic’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 13 april 2021, met producties;
• de incidentele vordering tot vrijwaring tevens incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, met een productie;
• de conclusie van antwoord in het incident, met een productie.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis in het incident bepaald op heden.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1
Urbanic heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst tussen partijen te beëindigen per 1 juni 2021, en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde aan [adres] (hierna: ‘het gehuurde’) binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis met de daarin vanwege [gedaagde] aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen, met afgifte aan Urbanic van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Urbanic te stellen op straffe van een dwangsom van € 750,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen dwangsom;
[gedaagde] te veroordelen om de kosten van de ontruiming aan Urbanic te voldoen, zulks binnen zeven dagen na toezending van en conform het proces-verbaal van ontruiming van de deurwaarder, althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
2.2
Urbanic legt - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[gedaagde] huurt sinds 1 februari 1999 de bedrijfsruimte aan [adres]. Urbanic is sinds 28 februari 2020 eigenaar van het pand waarin de bedrijfsruimte is gelegen. Vanwege funderingsproblemen dienen er spoedig herstelwerkzaamheden plaats te vinden in het gehuurde. Daarna is Urbanic voornemens in het gehuurde een woning te creëren. Zij heeft daarom de huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd per 1 juni 2021 op grond van dringend eigen gebruik. [gedaagde] heeft niet ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst. Urbanic ziet zich daarom genoodzaakt om ontruiming van het gehuurde te vorderen.

3..De vordering en het verweer in de incidenten

3.1
[eiseres] heeft bij wijze van incident gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) Urbanic niet-ontvankelijk te verklaren in deze procedure, daar zij geen verhuurder van het gehuurde is en dus de vorderingen bij dagvaarding niet kan instellen, kosten rechtens;
  • ii) [eiseres] bij afwijzing dan wel gedeeltelijke toewijzing van het incident als vermeld onder (i) toe te staan zowel [naam bedrijf] alsmede [naam] te dagvaarden tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen, kosten rechtens;
  • iii) Urbanic, bij af- dan wel toewijzing van de incidenten, op een nieuwe roldatum de gelegenheid te bieden om alsnog bij conclusie van antwoord inhoudelijk te mogen reageren op de dagvaarding teneinde alsdan de nadere provisionele (ex artikel 223 Rv) en reconventionele vorderingen in te stellen jegens Urbanic;
  • iv) Urbanic te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele voldoening;
  • v) Urbanic te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 199,- aan nakosten voor het geval niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen na betekening aan het te dezen te wijzen vonnis is voldaan.
3.2
[eiseres] heeft - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan haar incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid ten grondslag gelegd dat Urbanic geen eigenaar/verhuurder is van het gehuurde en daarom de betreffende vorderingen in de hoofdzaak niet mocht instellen.
3.3
[eiseres] heeft - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan haar incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring het volgende ten grondslag gelegd. Mocht de kantonrechter oordelen dat Urbanic wel ontvankelijk is in haar vorderingen jegens [eiseres], dan dient allereerst [naam] in vrijwaring opgeroepen te worden. Bij aanvang van de huurovereenkomst op 1 februari 1999 is uitdrukkelijk met [naam] afgesproken dat na verloop van tien jaar enkel [eiseres] het recht zou hebben om de huurovereenkomst op te zeggen. Het recht van dringend eigen gebruik of een belangenafweging zou geen gelding hebben na verloop van deze periode.
Voorts dient [naam bedrijf] in vrijwaring opgeroepen te worden. Als eigenaar van het gehuurde heeft zij namelijk een schuld aan [eiseres] vanwege te verlenen huurkortingen. Bij afwijzing van haar incidentele vorderingen is [eiseres] namelijk (onder meer) voornemens een reconventionele vordering in te stellen ter verkrijging van huurkorting vanaf maart 2020 op grond van de gebrekenregeling/onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronapandemie.
3.4
Urbanic heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel ontvankelijk is in haar vorderingen. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Een verhuurder hoeft niet per definitie dezelfde partij te zijn als de juridisch eigenaar. [naam stichting] (hierna: ‘[naam stichting]’) is de juridisch eigenaar van het gehuurde. De economische eigendom ligt bij Urbanic – een investeringsfonds – die op haar beurt wordt vertegenwoordigd door [naam bedrijf] (hierna ook: ‘[naam bedrijf]’) als beherend vennoot. Urbanic is dus weliswaar geen juridisch eigenaar, maar is op grond van afspraken tussen haar en [naam stichting] wel bevoegd om rechtshandelingen te verrichten ten behoeve van het gehuurde, meer in het bijzonder tot verhuur van het gehuurde, en dienaangaande juridische procedures te volgen.
3.5
Voorts heeft Urbanic geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [naam] en [naam bedrijf] Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Tussen [eiseres] en [naam] bestaat geen rechtsverhouding meer. Een eventuele afspraak dat huuropzegging na tien jaar enkel door [eiseres] kan geschieden is niet aangetoond en zou bovendien in strijd zijn met dwingend recht. [eiseres] heeft daarom geen belang bij oproeping in vrijwaring van [naam]. Ook bij oproeping in vrijwaring van [naam bedrijf] heeft [eiseres] geen belang, omdat [naam bedrijf] de beherend vennoot is van Urbanic.

4..De beoordeling

in de incidenten
4.1
De incidentele conclusie tot vrijwaring tevens incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid is genomen op de voor conclusie van antwoord bepaalde datum en is daarmee tijdig en vóór alle weren genomen.
4.2
De kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom wordt een mondelinge behandeling bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun stellingen toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of stellingen nader te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling zal tot slot worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
4.3
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
4.4
Voorts gelden de volgende bijzondere aanwijzingen:
1. Onder verwijzing naar een uittreksel Eigendomsinformatie van het Kadaster stelt [eiseres] dat [naam bedrijf] thans eigenaar is van het pand waarin de bedrijfsruimte is gelegen en in die hoedanigheid een schuld aan [eiseres] heeft vanwege te verlenen huurkortingen als gevolg van de coronapandemie. Volgens Urbanic is echter niet [naam bedrijf], maar [naam stichting] eigenaar van het pand. Zij heeft echter verzuimd een uittreksel van het Kadaster over te leggen waaruit dit blijkt. Voorts heeft Urbanic weliswaar verwezen naar stukken waaruit zou blijken dat de economische eigendom van het pand bij Urbanic ligt, maar deze stukken zijn niet overgelegd. Urbanic dient daarom voornoemde stukken – waarnaar zij verwijst in haar conclusie van antwoord in het incident – alsnog in het geding te brengen.
2) Urbanic heeft bij dagvaarding een kopie van de huurovereenkomst tussen [eiseres] (huurder) en [naam] (verhuurder) overgelegd. In aanvulling hierop dient Urbanic een kopie van de huurovereenkomst tussen partijen over te leggen, dan wel stukken waaruit blijkt dat zij de huurovereenkomst heeft voortgezet.
3) Op basis van de overgelegde stukken kan de kantonrechter niet vaststellen welke natuurlijke persoon/personen (al dan niet indirect) bevoegd zijn om Urbanic, [naam bedrijf] en [naam stichting] te vertegenwoordigen. Urbanic dient daarom relevante recente uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel in het geding te brengen.
4.5
Partijen dienen in persoon te verschijnen of zij moeten op de mondelinge behandeling worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de feiten met betrekking tot de vordering. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
4.6
Partijen dienen voor het bepalen van de datum van de mondelinge behandeling hun verhinderdata op te geven. Daartoe wordt de zaak verwezen naar de hierna te melden rolzitting. Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daarom gezamenlijk verzoeken.
in de hoofdzaak
4.7
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden totdat op de incidentele vorderingen is beslist.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
in de incidenten
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met een gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen op de mondelinge behandeling ten overstaan van de kantonrechter mr. A.J.L.M. van der Wildt; de mondelinge behandeling zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam, gebouw B (het rode gebouw);
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 2 september 2021 om 14:30 uurom partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de dan komende drie maanden op te geven;
bepaalt dat de schriftelijke opgaaf uiterlijk de dag vóór deze rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen dient te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416