ECLI:NL:RBROT:2021:9717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 20/3601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldhulpverlening wegens het aangaan van nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. De eiseres had in 2016 een schuldbemiddelingsovereenkomst gesloten met verweerder, waarin zij zich verplichtte geen nieuwe schulden aan te gaan. Echter, verweerder heeft de schuldhulpverlening beëindigd omdat eiseres zich niet aan deze verplichting heeft gehouden. Verweerder stelde vast dat er nieuwe schulden waren ontstaan en dat de totale schuldenlast van eiseres medio 2019 ongeveer € 30.000,- hoger was dan bij de aanvang van het traject was aangenomen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat onduidelijkheid over haar financiële situatie was ontstaan door wanbeheer van haar eerste bewindvoerder.

De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 2021 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de huidige bewindvoerder. De rechtbank overwoog dat eiseres zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de schuldhulpverlening en dat verweerder in redelijkheid de overeenkomst kon beëindigen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tijdig en volledig had geïnformeerd over haar financiële situatie en dat verweerder niet verplicht was om de schuldhulpverlening voort te zetten, ondanks de onduidelijkheid die door de voormalige bewindvoerder was ontstaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. N. Gierdharie,
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, verweerder,
gemachtigde: mr. N. Frits.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres geboden schuldhulpverlening met ingang van 2 september 2019 beëindigd.
Bij besluit van 28 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eveneens is verschenen [naam] , de huidige bewindvoerder van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 15 juli 2016 hebben eiseres en verweerder een schuldbemiddelingsovereenkomst (de overeenkomst) gesloten voor een duur van drie jaar. De overeenkomst vermeldt onder meer dat eiseres gedurende de looptijd van de overeenkomst geen nieuwe schulden aangaat.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres zich niet aan de voorwaarden van de schuldhulpregeling heeft gehouden. Volgens verweerder zijn er gedurende het schuldhulpverleningstraject (het traject) nieuwe schulden ontstaan, was de totale schuldenlast medio 2019 ongeveer € 30.000,- hoger dan waarvan bij de aanvang van het traject is uitgegaan en heeft eiseres buiten de overeenkomst om € 10.000,- afgelost aan andere schulden. Eiseres heeft daarmee de inlichtingen- en medewerkingsplicht geschonden.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en stelt dat door wanbeheer van haar eerste bewindvoerder onduidelijkheid is blijven bestaan over haar totale schuldenlast. Bovendien is verweerder geïnformeerd over de nieuwe schulden. Datzelfde geldt voor het feit dat eiseres € 10.000,- aan schulden heeft afgelost buiten de overeenkomst om. Voor zover eiseres zich niet aan haar verplichtingen heeft gehouden heeft verweerder in redelijkheid niet kunnen besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen. Eiseres heeft er namelijk op mogen vertrouwen dat haar bewindvoerder juist handelde. Bovendien was het traject bijna afgerond.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5.1.
Bij een halfjaarlijkse controle in juli/augustus 2019 is gebleken dat de totale schuldenlast van eiseres ongeveer € 30,000,- hoger was dan de schuldenlast waarvan bij het aangaan van de overeenkomst is uitgegaan. Voor zover eiseres stelt dat verweerder hiervan al eerder op de hoogte was of kon zijn, bieden de voorhanden stukken daar geen aanknopingspunten voor. Verder heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat in ieder geval een deel van deze schulden is ontstaan gedurende de looptijd van de overeenkomst, onder andere in verband met een verhuizing van eiseres. Niet is gebleken dat eiseres verweerder hier tijdig en volledig over heeft geïnformeerd.
5.2.
Het vorenstaande betekent dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting dat zij geen schulden zou aangaan tijdens de looptijd van het traject en dat zij haar medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregel schuldhulpverlening Capelle aan den IJssel (de Beleidsregel) heeft geschonden. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel was verweerder dan ook gehouden de overeenkomst te beëindigen. Gelet hierop kan de vraag of eiseres door het aflossen van
€ 10.000,- aan schulden buiten de overeenkomst om haar inlichtingen- of medewerkingsplicht heeft geschonden onbeantwoord blijven.
5.3.
Hoewel verweerder niet heeft betwist dat in ieder geval een deel van de onduidelijkheid over de financiële situatie van eiseres is ontstaan door een voormalige bewindvoerder van eiseres, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit in contact is getreden met de bij de schuldregeling betrokken schuldeiseres om te bezien of zij ondanks de nieuwe informatie die verweerder had gekregen bereid waren akkoord te gaan met voortzetting van het traject. Eiseres heeft echter op een gegeven moment te kennen gegeven dat zij liever een beslissing op bezwaar wenste dan de uitkomst van deze gesprekken van verweerder met de verschillende schuldeisers af te wachten. Mede hierom behoefde verweerder ook in het feit dat het traject van eiseres al bijna was afgerond geen aanleiding te zien om in afwijking van zijn beleid de schuldhulpverlening voort te zetten. Verweerder heeft in redelijkheid de schuldhulpverlening kunnen beëindigen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 21 september 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE: wettelijk kader

Wet gemeente schuldhulpverlening
Op grond van artikel 6 doet de verzoeker aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 7, eerste lid, bepaalt dat de verzoeker verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Beleidsregel schuldhulpverlening Capelle aan den IJssel
Op grond van artikel 4, eerste lid, doet verzoeker aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem of haar van toepassing zijnde schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is verzoeker verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:
a. het nakomen van afspraken;
b. geen nieuwe schulden aangaan;
c. op tijd betalen van de vaste lasten;
d. het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.
Op grond van artikel 5, eerste lid, besluit het college besluit om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals bepaald in artikel 4.
Op grond van artikel 8 (de hardheidsclausule) kan het college in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.