ECLI:NL:RBROT:2021:9716
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een urgentieverklaring en beroep op de hardheidsclausule in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Köse-Albayrak, en het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, vertegenwoordigd door T.E.P. Raaphorst en G.G.C. Vlierhuis. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, welke door verweerder op 24 juni 2020 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 2 oktober 2020 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 10 augustus 2021 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat verweerder niet voldoende had onderzocht of de huisvestingsverordening noodzakelijk was en dat de eis van zelfstandige woonruimte in strijd was met de Huisvestingswet. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, omdat zij geen zelfstandige woonruimte had en er geen onvoorziene omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Bovendien bleek uit de stukken dat eiseres haar oude woning nog steeds bewoont en niet dakloos is.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar dat dit gebrek geen benadeling voor eiseres met zich meebracht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.