ECLI:NL:RBROT:2021:9706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
10-183581-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door medewerkster ondersteunende diensten met aanzienlijke schade aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, werkzaam als medewerkster ondersteunende diensten, heeft in een periode van vijf maanden voor bijna € 50.000 aan opiaten besteld en deze aan derden verstrekt. De rechtbank legt een taakstraf op van 200 uren, waarbij de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, waaronder een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte haar schorsingsperiode met reclasseringscontact positief heeft doorlopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat haar door haar werkgever was gegeven, wat de volksgezondheid ernstig heeft bedreigd.

Daarnaast zijn er benadeelde partijen die schadevergoeding vorderen. De rechtbank heeft de vorderingen van twee benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtstreekse schade hebben geleden. De vordering van de derde benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden, is toegewezen tot een bedrag van € 48.498,45, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 2019. De rechtbank heeft ook een maatregel tot schadevergoeding opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-183581-19
Datum uitspraak: 30 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Bewijsbeslissing

Anders dan de verdediging heeft gesteld, blijkt uit de verklaring van de verdachte en de aangifte dat zij gedurende de gehele ten laste gelegde periode medicijnen heeft verduisterd.

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 29 juli 2019 te Rotterdam
meermalen, telkens opzettelijk een hoeveelheid medicijnen die toebehoorde aan [naam apotheek] , en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerkster ondersteunende diensten, onder zich hadtelkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Vanuit haar functie had zij toegang tot het apothekers informatie systeem waarin zij in een periode van vijf maanden voor bijna € 50.000 aan opiaten heeft besteld. Zij heeft zich deze opiaten wederrechtelijk toegeëigend door deze in haar tas mee te nemen en – naar eigen zeggen – af te geven aan derden.
De verdachte heeft door het plegen van het feit misbruik gemaakt van het in haar door haar werkgever gestelde vertrouwen en heeft haar positie misbruikt. Bovendien gaat het om zware medicatie, waarvan de verstrekking aan strenge regels is gebonden. Door het ongereguleerd verstrekken van dergelijke medicatie wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 maart 2021. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De verdachte heeft haar schorsingsperiode met reclasseringscontact gedurende twee jaar lang positief doorlopen, de rechtbank ziet daarom geen meerwaarde meer in het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
In onderhavige zaak is de redelijke termijn met anderhalve maand geschonden. Gelet op de relatief geringe overschrijding ziet de rechtbank geen aanleiding hieraan gevolgen te verbinden en wordt volstaan met louter het constateren van de overschrijding.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de taakstraf.
7.3.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet aanleiding het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, omdat aan de verdachte geen vrijheidsbenemende straf zal worden opgelegd

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] (hierna: [naam benadeelde 1] ), [naam benadeelde 2] (hierna: [naam benadeelde 2] ) en [naam benadeelde 3] , (hierna: [naam benadeelde 3] ) ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
[naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 16.637,36 aan materiële schade.
[naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 10.644,00 aan materiële schade.
[naam benadeelde 3] vordert in totaal een vergoeding van € 78.742,05 aan materiële schade, bestaande uit € 74.117,05 aan vergoeding van de verduisterde medicijnen en € 4.625,- aan vergoeding van de uren die medewerkers van [naam benadeelde 3] hebben besteed aan het in kaart brengen van de (schade als gevolg van de) verduistering (‘urenbesteding intern’).
8.1.
Standpunt officier van justitie
[naam benadeelde 1]
De vordering is tot een bedrag van € 11.512,36 voor toewijzing vatbaar. De vordering dient ten aanzien van de gevorderde interne urenbesteding niet-ontvankelijk verklaard te worden, nu dit onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde € 945,- aan advocaatkosten zijn als proceskosten toewijsbaar.
[naam benadeelde 2]
De vordering dient, vanwege het ontbreken van rechtstreekse schade, in zijn geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[naam benadeelde 3]
De vordering is tot een bedrag van € 74.117,05 voor toewijzing vatbaar. De vordering dient ten aanzien van de gevorderde interne urenbesteding niet-ontvankelijk verklaard te worden, nu dit onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het ontbreken van rechtstreeks geleden schade dienen beide vorderingen ook subsidiair niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[naam benadeelde 3]
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair verzoekt zij, bij toewijzing van de vordering, alleen vergoeding van de weggenomen Oxycodon en Oxycontin, zoals vermeld op de ingebrachte lijst ‘Vermiste artikelen’ van de benadeelde partij, toe te wijzen.
8.3.
Beoordeling
[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] .
De verduisterde medicijnen waren eigendom van [naam benadeelde 3] . [naam benadeelde 1] bestuurde [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). [naam bedrijf] bestuurde [naam benadeelde 3] . De precieze verhouding van [naam benadeelde 2] tot [naam benadeelde 3] is uit de stukken niet duidelijk geworden. Ter zitting heeft de advocaat van de benadeelde partij verklaard dat [naam benadeelde 2] net als [naam benadeelde 3] een werkmaatschappij van [naam bedrijf] is. Er is derhalve geen rechtstreekse juridische relatie tussen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] enerzijds en [naam benadeelde 3] anderzijds. Deze twee benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat zij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade hebben geleden.
[naam benadeelde 3]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering is onderbouwd met stukken. Voorts is gelet op het verhandelde ter terechtzitting, waarbij de verdachte heeft verklaard dat zij op haar werkdagen (maandag, dinsdag en vrijdag) en soms ook op donderdag alleen Oxycodon, Oxycontin, Oxazepam en Diazepam heeft meegenomen met een maximum van 20 doosjes per dag. Zij heeft het wegnemen van de andere medicijnen op de lijst van ‘Vermiste artikelen’ gemotiveerd betwist.
In het dossier zitten drie documenten die door of vanwege de aangeefster en de benadeelde partij zijn ingebracht, met berekeningen van de schade als gevolg van de verduistering van de medicijnen. Deze berekening zou volgens de vertegenwoordiger van de benadeelde partij zijn gebaseerd op de methode van verduistering door de verdachte. Het eerste document is gevoegd bij een proces-verbaal van bevindingen dat het rapport van het recherchebureau [naam bureau] beschrijft. Volgens deze berekening zou de verdachte in totaal € 73.047,07 hebben ontvreemd. Daarin zijn ook medicijnen opgenomen waarvan de verdachte heeft betwist dat zij die had meegenomen, zoals Temazepam en morfine-pleisters.
De tweede lijst is gevoegd bij het formulier waarmee de vordering benadeelde partij werd ingediend en komt uit op een bedrag van € 76.227,92. De derde lijst is later toegezonden en is beperkt tot de ten laste gelegde periode. Die derde lijst komt uit op een totaal van € 74.117,05 en ook daarin zijn medicijnen opgenomen waarvan de verdachte heeft betwist dat zij die heeft meegenomen.
De advocaat heeft in de toelichtende e-mail bericht dat het verschil tussen het bedrag op het formulier benadeelde partij en de eerdere lijst met een saldo van € 73.047,07 is veroorzaakt door het feit dat [naam verdachte] tegen de onderzoekers van [naam bureau] had verklaard dat zij tevens Oxycodon heeft ontvreemd. Die opiaten waren nog niet meegenomen in het eerdere overzicht dat sloot op € 73.047,07.
De vertegenwoordiger op de zitting kon desgevraagd niet verklaren waarom uit de eerdere analyse op basis van de door de verdachte gebruikte methode de verduistering van Oxycodon niet is gebleken en niet in de lijst is opgenomen.
Bovenstaande leidt tot het oordeel dat de administratieve analyse van de benadeelde partij ondoorzichtig is en bij verschillende uitgangspunten kennelijk tot verschillende resultaten leidt. Nu de vordering wordt betwist kan de rechtbank de omvang daarvan derhalve niet op deze analyse baseren.
Gelet op vorenstaande schat de rechtbank aan de hand van (het erkende deel van) de bovenbedoelde derde lijst de materiële schade op een bedrag van € 48.498,45. Deze berekening is gemaakt in een Excel bestand en als bijlage III bij dit vonnis gevoegd. De rechtbank heeft de volgende schattingsmethode gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat zij maximaal twee merken per keer meenam, maximaal tien doosjes per merk, maximaal twintig doosjes en wel van de merken Oxycodon, Oxycontin, Oxazepam en Diazepam. Zij deed dat alleen op de dagen dat zij werkte en soms op donderdag, dus niet op woensdag. Uit de lijst van vermiste artikelen wordt dan een schadevergoeding toegekend voor die vier medicijnen die zouden zijn verduisterd op die vier dagen tot een maximum van twintig doosjes voor maximaal twee merken. Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de interne urenbesteding, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 48.498,45 vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
192 (honderdtweeënnegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
96 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 48.498,45 (zegge: achtenveertigduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 3]te betalen
€ 48.498,45 (zegge: achtenveertigduizend vierhonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 48.498,45 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
278 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. D. Smulders en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2021.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

12.. Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 29 juli 2019 te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) medicijnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam apotheek] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerkster ondersteunende diensten, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;