ECLI:NL:RBROT:2021:9705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
10/133491-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmrevolver met munitie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 september 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmrevolver met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2021 in Rotterdam een vuurwapen, te weten een revolver van het merk/type BBM, model Olympic 38, kaliber .22lr, en vier kogelpatronen van kaliber .22lr voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om af te zien van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte is jong, heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft zijn leven redelijk op orde. De rechtbank heeft daarom een gevangenisstraf opgelegd die gelijk is aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een groot deel voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de ernst van het feit meegewogen, evenals de maatschappelijke impact van vuurwapengeweld. De verdachte heeft spijt van zijn daden en was in de veronderstelling dat het wapen een alarmpistool was. De rechtbank heeft besloten dat een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar passend is, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, die zijn opleiding niet wil onderbreken door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/133491-21
Datum uitspraak: 16 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. C. van Aken, advocaat te Geertruidenberg.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4..Bewezenverklaring

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 mei 2021 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van de Wet wapens en munitie,
te weten een revolver van het merk/type BBM, model Olympic 38, kaliber .22lr,
en(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
Categorie III te weten 4 kogelpatronen, kaliber .22lr,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmrevolver met bijbehorende munitie. Het wapen zat – geladen en binnen handbereik - in een schoudertas waarmee de verdachte zich op de openbare weg heeft begeven.
Het aanwezig hebben van een geladen vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. De hoeveelheid vuurwapens alleen al in Rotterdam baart grote zorgen. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient in beginsel, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 22 juni 2021 en op 17 augustus 2021 rapportages over de verdachte opgemaakt. Deze rapportages houden onder meer het volgende in.
De verdachte was angstig en zou het wapen ter zelfbescherming (en bescherming van zijn familie) hebben aangeschaft, na meerdere (ernstige) incidenten die in zijn woonwijk zijn gebeurd. Er worden door de reclassering verder geen duidelijke delictgerelateerde risicofactoren gezien. Er lijkt sprake te zijn van een deels negatief sociaal netwerk, hoewel dit niet tot eerdere veroordelingen heeft geleid. Ook heeft de verdachte een pro-sociale vriendengroep. De verdachte lijkt zijn leven praktisch gezien redelijk op orde te hebben en komt uit een betrokken gezinssysteem, waardoor het recidiverisico laag wordt ingeschat. Hij woont bij zijn ouders. Het is nog niet helemaal zeker dat de verdachte na de zomervakantie kan starten aan het tweede leerjaar van zijn mbo-4 opleiding. Het volgen van scholing wordt door de reclassering belangrijk geacht voor verdachtes toekomstperspectief en ontwikkeling. Er zijn geen aanwijzingen (geweest) voor middelen-, gedrags- en/of psychiatrische problematiek en er is geen sprake van een pro-criminele houding. De verdachte toont probleembesef, zelfinzicht en heeft spijt van zijn delictgedrag. Er wordt geen meerwaarde gezien in reclasseringsbemoeienis. Mocht de verdachte zijn opleiding voort kunnen zetten, dan wordt het van belang geacht dat zijn schooljaar niet onderbroken wordt door een detentieperiode, waardoor hij opnieuw veel lesstof zal missen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt hierdoor onwenselijk geacht. Een (deels) voorwaardelijke straf met proeftijd kan als stok achter de deur werken om de verdachte de komende periode (extra) bewust te laten blijven van zijn gedrag.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS - waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden het uitgangspunt is bij het voorhanden hebben van een (ongeladen) vuurwapen in de openbare ruimte - en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet echter in de persoon en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om af te zien van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weegt daarbij de jonge leeftijd van de verdachte mee, alsmede het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de verdachte zijn leven praktisch gezien op orde. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij dit schooljaar is gestart met een nieuwe mbo-4 opleiding die beter bij hem past. Als een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, zou de verdachte (opnieuw) veel lesstof missen. De rechtbank acht dit onwenselijk. Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte – naar eigen zeggen – in de veronderstelling was dat het wapen een alarmpistool was en dat hij spijt heeft van zijn gedrag.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank daarom in plaats van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
143 (honderddrieënveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 mei 2021 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver van het merk/type BBM, model Olympic 38, kaliber .22lr,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen, kaliber .22lr,
voorhanden heeft gehad.