Op 13 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die werd gediagnosticeerd met een psychotisch toestandsbeeld. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op verschillende momenten aangehouden, onder andere omdat de betrokkene niet was verschenen en er een second opinion moest worden uitgevoerd. De second opinion wees uit dat er geen psychotische kenmerken waarneembaar waren en dat de betrokkene een coherente indruk maakte.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2021 werd duidelijk dat er ernstige problemen waren in de thuissituatie van de betrokkene, maar dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat er sprake was van een psychische stoornis. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke vereisten voor het verlenen van een zorgmachtiging niet waren voldaan, aangezien de psychische stoornis niet met voldoende mate van zekerheid was vastgesteld. De rechtbank benadrukte het belang van hulp voor de betrokkene en haar gezin, maar kon het verzoek tot zorgmachtiging niet honoreren.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L.H. Gelauff en schriftelijk uitgewerkt op 20 september 2021.