ECLI:NL:RBROT:2021:9668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/622066 / FA RK 21-5387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 13 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die werd gediagnosticeerd met een psychotisch toestandsbeeld. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op verschillende momenten aangehouden, onder andere omdat de betrokkene niet was verschenen en er een second opinion moest worden uitgevoerd. De second opinion wees uit dat er geen psychotische kenmerken waarneembaar waren en dat de betrokkene een coherente indruk maakte.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2021 werd duidelijk dat er ernstige problemen waren in de thuissituatie van de betrokkene, maar dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat er sprake was van een psychische stoornis. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke vereisten voor het verlenen van een zorgmachtiging niet waren voldaan, aangezien de psychische stoornis niet met voldoende mate van zekerheid was vastgesteld. De rechtbank benadrukte het belang van hulp voor de betrokkene en haar gezin, maar kon het verzoek tot zorgmachtiging niet honoreren.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L.H. Gelauff en schriftelijk uitgewerkt op 20 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/622066 / FA RK 21-5387
Referentienummer: ZM/36277
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 13 september 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene], [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene],
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 14 juli 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 25 juni 2021;
  • de zorgkaart van 7 juli 2021;
  • het zorgplan van 22 juni 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden, onder meer omdat betrokkene niet was verschenen en onduidelijk was of zij op de hoogte was gesteld van de zittingsdatum.
1.3.
De voortgezette behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 juli 2021. De rechtbank heeft de verdere behandeling daarop aangehouden om in vervolg op het verzoek van de advocaat van betrokkene een second opinion te laten verrichten. De second opinion is op 30 augustus 2021 ontvangen. Namens de officier is bij emailbericht van 9 september 2021 medegedeeld dat het verzoek om een zorgmachtiging wordt gehandhaafd.
1.4.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft vervolgens plaatsgevonden op 13 september 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], psychiater, verbonden aan Yulius.
1.5.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Volgens de medische verklaring van 25 juni 2021 is bij betrokkene sprake van (aanwijzingen voor) een psychotisch toestandsbeeld met zorgmijding en ernstige systeemproblemen. Voorts spreekt die medische verklaring van ernstig nadeel in de vorm van nadeel voor de psychische gezondheid van thuiswonende minderjarige kinderen, verbale en fysieke agressie, zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene betwist de diagnose. Om die reden heeft de rechtbank op 30 juli 2021 in vervolg op het verzoek van de advocaat van betrokkene de mondelinge behandeling aangehouden voor het uitvoeren van een second opinion.
Op 30 augustus 2021 heeft psychiater [naam 3] na beoordeling van betrokkene een medische verklaring opgesteld. Daarin geeft zij aan dat in het contact geen psychotische kenmerken zijn waar te nemen. Betrokkene is in het gesprek niet floride psychotisch en ook de huisarts geeft aan dat betrokkene altijd een coherente indruk maakt. De psychiater geeft verder aan dat zij niet kan uitsluiten dat bij betrokkene sprake is van een psychotische kwetsbaarheid, en dat ook relatieproblemen en weinig oplossend vermogen een reden voor zorg (kunnen) zijn. Tevens verklaart zij dat niet kan worden vastgesteld of uit het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel voortvloeit.
De psychiater tijdens de mondelinge behandeling onderschrijft de medische verklaring en de second opinion in die zin dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis. Duidelijk is dat er ernstige problemen zijn in de thuissituatie van betrokkene waarvoor hulp noodzakelijk is. Of er sprake is van een psychische stoornis waaruit deze problemen voortvloeien, kan enkel door middel van klinische observatie worden vastgesteld. Omdat betrokkene weigert hier aan mee te werken, is een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend.
Volgens de wetsgeschiedenis moet voor de verlening van een zorgmachtiging, de psychische stoornis met voldoende mate van zekerheid zijn vastgesteld. Betrokkene erkent dat er problemen zijn in de thuissituatie en zij staat open voor ambulante hulp van een onafhankelijke partij. Zij betwist echter dat de bestaande problematiek voortvloeit uit een psychische stoornis. De rechtbank is met de advocaat van oordeel dat zowel op grond van de medische verklaring bij het verzoek, als de medische verklaring ten behoeve van de second opinion, als de verklaring van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling, niet dan wel onvoldoende kan worden vastgesteld dat er bij betrokkene sprake is van een ‘true mental disorder’ als bedoeld in artikel 5 EVRM. Niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wvggz en om die reden kan de verlening van een zorgmachtiging niet worden gerechtvaardigd.
De rechtbank merkt daarbij op dat uit de stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat het belangrijk is dat betrokkene en haar gezin hulp krijgen met name gelet op de relatieproblemen. Betrokkene onderkent dit. De psychiater zal betrokkene in contact (laten) brengen met hulpverlening.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 13 september 2021 mondeling gegeven door mr. M.L.H. Gelauff, rechter, in tegenwoordigheid van J. Loggen, griffier, en op 20 september 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.