In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een urgentieverklaring voor woonruimte had aangevraagd. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland, heeft deze aanvraag afgewezen op 10 september 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in een schrijnende situatie verkeert zonder eigen woonruimte. Tijdens de zitting op 1 oktober 2021 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij door omstandigheden, waaronder huiselijk geweld en gezondheidsproblemen, zijn zelfstandige woning had moeten verlaten en weer bij zijn ouders moest intrekken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de situatie van verzoeker schrijnend is, er geen grond is voor toepassing van de hardheidsclausule. De rechter oordeelde dat verzoeker niet voldoet aan de reguliere urgentiegronden en dat zijn situatie niet het gevolg is van bijzondere, onvoorziene omstandigheden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.