ECLI:NL:RBROT:2021:9599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
10/046267-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot diefstal met geweld in een woning door zich voor te doen als PostNL bezorgers

Op 18 november 2020 vond er een mislukte overval plaats in de woning van aangever [naam aangever 1] in [plaatsnaam]. De daders, die zich voordeden als PostNL bezorgers, probeerden de woning binnen te dringen. Tijdens de overval werd een vuurwapen op het slachtoffer gericht en werd hij bedreigd met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, wiens DNA op een achtergelaten schoen en scooter werd aangetroffen, betrokken was bij de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de DNA-sporen in samenhang met camerabeelden en andere bewijsstukken voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke misdrijven in de samenleving veroorzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/046267-21
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (poging diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging), 2, 3 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de heling van de scooter en het kentekenplaatje niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1, 2, 3 en 5
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten eveneens dient te worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de roofoverval consequent ontkend en kan op basis van de camerabeelden niet worden geïdentificeerd als één van de daders. De beelden zijn niet in kleur en dader 2, die volgens de officier van justitie de verdachte zou zijn, draagt een mondkapje, waardoor geen bijzondere gezichtskenmerken te zien zijn. Er is weliswaar DNA van de verdachte aangetroffen op de scooter waarmee de daders naar de woning van het slachtoffer zijn gereden en op de schoen die door één van de daders is achtergelaten, maar dit is niet voldoende om het daderschap van de verdachte vast te stellen. Ten eerste zijn de schoen en de scooter verplaatsbare objecten, zodat uit de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op die objecten niet zijn aanwezigheid op de plaats delict kan worden afgeleid. Ten tweede is in beide gevallen sprake van een DNA-mengspoor, waarbij steeds meer dan twee DNA-profielen zijn aangetroffen. Het is dan ook zeker dat zich daaronder ook DNA-profielen bevinden van personen die niet bij de overval betrokken zijn. Ten derde heeft de verdachte een aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op deze objecten. Hij heeft namelijk verklaard dat hij de scooter en de schoen op een ander moment zou kunnen hebben aangeraakt of gedragen, omdat het binnen zijn vriendenkring normaal is om elkaars schoenen en kleding te dragen en om op elkaars scooters te zitten. Daarmee bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te identificeren als één van de twee daders van de overval.
Verder bevat het dossier enkele voor de verdachte sterk ontlastende elementen. Zo omschrijven de beide aangevers dader 2 als relatief lang. Zij schatten zijn lengte respectievelijk op 1.85 meter en 1.80 á 1.85 meter. De verdachte is echter slechts 1.70 meter lang.
Een tweede ontlastend element vormt het bericht dat de verdachte om 9:11 uur vanaf zijn telefoon heeft verstuurd aan zijn vriendin. Dit bericht is niet door een zendmast geregistreerd en moet daarom via een Wifi-netwerk zijn verstuurd. Dit ondersteunt de verklaring van de verdachte dat hij op dat tijdstip thuis was, in Amsterdam. De overval heeft 1 uur en 25 minuten voor het versturen van dit bericht in [plaatsnaam] plaatsgevonden. Het is strikt gezien weliswaar mogelijk om binnen die tijdspanne per auto de afstand van de plaats delict naar de woning van de verdachte af te leggen, maar de daders waren met de scooter. Een scooter die zij bovendien hebben achtergelaten op de plaats delict, zodat zij binnen deze tijd ook nog een nieuw vervoersmiddel moesten vinden.
Een derde ontlastend element is dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat zijn telefoon de ochtend van de overval om 5:06 uur een zendmast in de buurt van zijn ouderlijke woning moet hebben aangestraald, ondanks het feit dat op dat moment op basis van technisch onderzoek abusievelijk werd aangenomen dat de telefoon elders had aangestraald. De juistheid van de verklaring van de verdachte is door later onderzoek bevestigd. Door in strijd met het op dat moment bekende technisch bewijs (maar in overeenstemming met de latere bevindingen) te verklaren, heeft de verdachte een groot risico genomen. Zijn volledige verklaring moet derhalve als betrouwbaar worden gezien.
4.2.2.
Beoordeling feit 1
Als vertrekpunt voor haar beoordeling gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden, die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt en ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 18 november 2020, rond kwart voor acht in de ochtend, heeft een mislukte overval plaatsgevonden in de woning van aangever [naam aangever 1] (hierna: [naam aangever 1] ) aan de [adres aangever] . Dit is gedeeltelijk op beeld vastgelegd door twee camera’s die zich bevinden aan de gevel van de woning. Hierop is te zien dat het gaat om twee daders die per scooter bij de woning zijn gearriveerd. Dader 1, die als eerste naar de woning liep en aanbelde, droeg een jas en een pet met de opdruk PostNL, een pruik, een bril en had bij het binnengaan van de woning een doos in zijn handen. Hij reed achterop de scooter. Dader 2 bestuurde de scooter en ging als tweede de woning binnen. Hij had kort zwart haar en droeg eveneens een jas en een pet van PostNL, en een schoudertasje.
De woning van [naam aangever 1] is een bovenwoning, waarvan de voordeur op de begane grond toegang geeft tot een hal met een steile trap naar boven. Dader 1 is met de doos in zijn hand naar de voordeur van de woning gelopen en heeft aangebeld. [naam aangever 1] zag via de deurbelcamera dat het om een pakketbezorger leek te gaan en opende vanaf de eerste verdieping de voordeur met behulp van een afstandsbediening. Op dat moment gebaarde dader 1 naar dader 2, die buiten beeld op enige afstand stond, om hem te volgen terwijl hij de woning binnenging. [naam aangever 1] zag van bovenaan de trap dat dader 1 naar boven kwam lopen, wat hij ongebruikelijk vond voor een pakketbezorger, en zag dat de man een pruik droeg. [naam aangever 1] realiseerde zich op dat moment dat er iets niet klopte en besloot zich te verzetten. Hij trapte dader 1 van bovenaf meermalen, waardoor die enkele treden naar beneden viel, op een plateautje halverwege de trap. Dader 2 bevond zich inmiddels in de woning onderaan de trap. Dader 2 richtte een vuurwapen op [naam aangever 1] en zei: “Ik schiet je dood”, of woorden van die strekking. [naam aangever 1] trapte dader 1 daarop opnieuw, waardoor deze verder naar beneden viel en dader 2 meenam in zijn val. [naam aangever 1] was intussen uitgegleden en lag onder aan de trap bij de twee mannen. Na een korte worsteling onderaan de trap vluchtte dader 2 als eerste de woning uit, en droeg daarbij zijn petje in zijn hand. Uit de camerabeelden blijkt dat hij in de woning zijn linkerschoen is verloren. In de hal van de woning is een zwarte Nike sportschoen achtergebleven. Vervolgens is dader 1 de woning eveneens ontvlucht, waarbij zijn petje achterbleef op het trottoir. In de hal en op de trap van de woning zijn verder een vuurwapen, een brillenpoot en de sleutel van de scooter achtergebleven. Op het trottoir werd ook de scooter achtergelaten.
Kort voordat de daders de woning ontvluchtten, kwam aangever [naam aangever 2] (hierna: [naam aangever 2] ), die als chauffeur werkt voor [naam aangever 1] , voorrijden in zijn auto. Hij hoorde geschreeuw en zag dader 2 de woning verlaten. Hij probeerde achter hem aan te rennen, maar dader 2 was al te ver weg. Vervolgens zag hij dader 1 uit de woning rennen. Toen [naam aangever 2] in de richting van dader 1 liep, zei deze tegen hem: “Rot op, of ik schiet je dood”, of woorden van die strekking.
Aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte
Het DNA van de verdachte is aangetroffen op twee voorwerpen die bij de (poging tot) overval zijn gebruikt en op de plaats delict zijn achtergebleven: de verloren sportschoen en de scooter. In het geval van de sportschoen gaat het om een bemonstering van de instap van de schoen. Daaruit is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vier personen en hieruit is vervolgens één DNA-hoofdprofiel verkregen. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat dit DNA-hoofdprofiel afkomstig is van de verdachte, dan van een willekeurige niet-verwante persoon. In het geval van de scooter zijn de bagagedrager en aan de rechterzijde het handvat en de rem bemonsterd. Uit de bemonstering van de bagagedrager is geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt profiel verkregen. Op het handvat en de rem werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Het is circa 800 miljoen keer waarschijnlijker dat deze bemonstering DNA bevat van de verdachte en twee
willekeurige onbekende personen, dan dat de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Hoewel het aantreffen van het DNA van de verdachte op de schoen en op de scooter naar het oordeel van de rechtbank een belangrijke aanwijzing vormt voor zijn betrokkenheid bij de mislukte overval, neemt zij in ogenschouw dat het in beide gevallen gaat om verplaatsbare objecten en dat de DNA-sporen zijn verkregen uit mengprofielen, afkomstig van meerdere personen - meer personen dan er daders zijn, zoals de raadsman ter zitting terecht heeft opgemerkt. De rechtbank is echter van oordeel dat deze DNA-sporen in onderlinge samenhang dienen te worden bezien, en ook moeten worden beschouwd in combinatie met de camerabeelden van de overval. De verdachte is naar aanleiding van de dubbele DNA-match en op basis van het postuur van de beide daders, op de beelden door de politie aangemerkt als dader 2. Een nauwkeurige en betrouwbare herkenning van de verdachte aan de hand van de camerabeelden is niet mogelijk. De bewegende beelden en stills van dader 2 vertonen naar het oordeel van de rechtbank echter zodanige gelijkenissen met de verdachte qua uiterlijk en postuur dat ze geen contra-indicaties vormen voor het vorenstaande. Voorts blijkt uit de camerabeelden dat dader 2 zowel de bestuurder is van de scooter, als de drager van de verloren sportschoen - de objecten waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen.
Alternatief scenario volgens de verdachte
De verdachte heeft met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen verklaard dat de schoen mogelijk toebehoort aan een vriend en dat zijn DNA daarop terechtgekomen zou kunnen zijn doordat hij de schoen heeft bekeken of geleend. De scooter zou eveneens kunnen toebehoren aan een vriend en denkbaar is dat de verdachte daar ooit op heeft gezeten. Naar het oordeel van de rechtbank is de door de verdachte geschetste toedracht, die als ‘alternatief’ scenario zou kunnen worden opgevat, op geen enkele manier aannemelijk geworden. Het had - gezien het gewicht van de geschetste aanwijzingen voor zijn betrokkenheid bij de overval - op de weg van de verdachte gelegen om hierbij meer concrete, verifieerbare feiten en omstandigheden aan te dragen. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de sportschoen, waarover de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij slechts met een handvol vrienden weleens schoenen ruilt, echter zonder daarbij nadere details te geven. Een consistent en aannemelijk antwoord op de vraag waarom hij geen nadere details wilde of kon noemen, heeft de verdachte ook niet gegeven. Hij is vaag gebleven over de vraag of hij weet wie de overval heeft gepleegd, heeft aanvankelijk gezegd geen idee te hebben en op de laatste zitting dat hij denkt dat het een bekende is geweest maar het echt niet durft te zeggen, omdat hij het gewoon niet zeker weet. Bij de politie heeft hij verklaard op de beelden van de overval de daders niet te herkennen. De achtergelaten schoen acht hij niet speciaal en hij heeft gezegd deze niet 100% te herkennen. Dit alles doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring, en is onvoldoende tegenwicht voor voornoemd technisch bewijs. Bij deze stand van zaken dienen de DNA-sporen, in onderlinge samenhang gezien en in combinatie met de camerabeelden, naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als dadersporen.
Aangevoerde ontlastende bevindingen
De verdediging heeft gewezen op drie elementen in het dossier die voor de verdachte ontlastend zouden zijn. Gewezen is op de verklaringen van de aangevers over de lengte van dader 2, op de historische gegevens van de telefoon van de verdachte rondom het tenlastegelegde, en op het feit dat de verdachte over die gegevens waarheidsgetrouw heeft verklaard, ook toen technisch onderzoek anders leek uit te wijzen. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verweren het volgende.
De omschrijvingen van de lengte van dader 2 in de aangiften acht de rechtbank niet betrouwbaar en derhalve voor de verdachte niet ontlastend. Op basis van de ter zitting bekeken camerabeelden vindt de rechtbank niet waarschijnlijk dat dader 2 langer was dan dader 1, of langer was dan [naam aangever 1] . Aannemelijk is dat de aangevers zich op dit punt hebben vergist, wat valt te begrijpen doordat deze waarnemingen in een bewegende en onoverzichtelijke situatie zijn gedaan. [naam aangever 1] heeft de daders achtereenvolgens van bovenaf op de trap, liggend onderaan de trap en rennend vanuit de voordeur gezien en [naam aangever 2] zag hen, terwijl hij uit de auto stapte en vervolgens vanaf de lagergelegen stoep, uit de woning komen en wegrennen. Hierbij is nog van belang dat een getuige - de enige getuige naast de beide aangevers die een lengte-indicatie van een dader geeft - spreekt van een ‘klein persoon’ waar de chauffeur (rechtbank: [naam aangever 2] ) achter aan rende. De rechtbank zal genoemde waarnemingen daarom buiten beschouwing laten bij de beoordeling van het bewijs.
De historische telefoongegevens van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank ontlastend noch belastend. Uit onderzoek blijkt dat de telefoon van de verdachte op de dag van de overval om 5:06 uur aanstraalde in de buurt van zijn ouderlijke woning in Amsterdam. Tussen 6:07 en 9:08 uur was de telefoon vergrendeld en om 9:11 verstuurde de verdachte een bericht aan zijn vriendin, mogelijk via een Wifi-netwerk. Om 9:50 straalde de telefoon opnieuw aan in Amsterdam. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank hierin geen specifieke aanwijzingen dat de verdachte niet de dader is van de hem ten laste gelegde woningoverval in [plaatsnaam] . Dat het bericht van 9.11 uur aan zijn vriendin door de verdachte is verstuurd vanuit zijn ouderlijke woning in Amsterdam staat niet vast. Ook wanneer dit bericht vanuit deze woning zou zijn verstuurd, biedt de beschikbare tijd bovendien voldoende gelegenheid om de overval te plegen. De officier van justitie heeft ter zitting uiteengezet hoe bij het opsporingsonderzoek aanwijzingen zijn gevonden dat de scooter die bij de overval werd gebruikt, binnen de genoemde tijdspanne vanuit Amsterdam met een bestelbus naar [plaatsnaam] is vervoerd en aangevoerd dat de daders met dezelfde bestelbus terug naar Amsterdam kunnen zijn gereden. Bedoelde bestelbus stond geregistreerd op het postadres in Amsterdam van de medeverdachte, wiens DNA matcht met een DNA-spoor op een pet die door dader 1 bij de overval is achtergelaten.
Uit deze informatie volgt niet met voldoende mate van zekerheid dat de voorbereidende handelingen van het misdrijf op deze wijze hebben plaatsgevonden. Wel ondersteunt deze informatie de conclusie van de rechtbank dat in de door de verdediging geschetste tijdlijn en de daarbij gestelde omstandigheden geen verifieerbare contra-indicaties zijn gelegen met betrekking tot het daderschap van de verdachte.
Het feit dat de verdachte naar waarheid heeft verklaard dat zijn telefoon om 5:06 uur in de buurt van zijn ouderlijk huis moet hebben aangestraald en dat hij aan die verklaring heeft vastgehouden op het moment dat het technisch onderzoek - abusievelijk - iets anders leek uit te wijzen, werkt evenmin ontlastend. De verdachte wist immers - als wordt uitgegaan van de juistheid van de latere telecom informatie in het dossier - waar zijn telefoon zich op het bewuste moment bevond en hij wist ook dat dat gegeven voor hem niet belastend was. Het lag dan ook voor de hand om op dit punt naar waarheid te verklaren, daarbij in aanmerking genomen dat de foutief aangewezen zendmast juist leek te suggereren dat hij op dat moment al op weg was naar [plaatsnaam] .
De rechtbank stelt op basis van de beschreven dadersporen vast dat de verdachte degene is die als dader 2 te zien is op de camerabeelden van de overval.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van bovengenoemde bevindingen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit in vereniging met een ander heeft begaan.
4.2.3.
Beoordeling feit 2 en 3
Uit de verklaring van [naam aangever 1] volgt dat dader 2 een vuurwapen op hem heeft gericht en hem met de dood heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit de verdachte betreft. [naam aangever 2] is blijkens zijn verklaring bedreigd door de man die als tweede de woning verliet - bij de beschrijving van de camerabeelden aangemerkt als dader 1 - en dus niet door de verdachte. Beide onder 2 en 3 ten laste gelegde bedreigingen waren er echter op gericht om [naam aangever 1] te beroven en vervolgens het vluchten na die overval voor de daders mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat deze bedreigingen onderdeel vormen van de onder 1 bewezen, in vereniging gepleegde poging tot diefstal met geweld en dat de verdachte en zijn mededader beiden als pleger van deze feiten moeten worden aangemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde bedreigingen in vereniging met een ander heeft gepleegd.
4.2.4.
Beoordeling feit 5
Na de overval is op een trede halverwege de trap een doorgeladen vuurwapen achtergebleven. Dit betreft het vuurwapen dat in de tenlastelegging onder 5 is genoemd. Op basis van de verklaring van [naam aangever 1] stelt de rechtbank vast dat dit vuurwapen in bezit was van dader 1. Die verklaring houdt immers onder meer in dat dader 1, nadat [naam aangever 1] hem had geschopt, op het plateautje halverwege de trap is gevallen en dat dader 2 zich lager op de trap bevond en niet ter hoogte van het aangetroffen vuurwapen is gekomen. Daarnaast heeft [naam aangever 1] verklaard dat dader 2 tot tweemaal toe naar dader 1 riep: “Pak je wapen”, waaruit de rechtbank afleidt dat dader 1 kennelijk een vuurwapen bij zich had.
Uit het voorgaande volgt dat dader 2, de verdachte, op de hoogte was van het feit dat dader 1 een vuurwapen bij zich droeg en hem zelfs heeft geïnstrueerd om dit niet in de woning achter te laten. De bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader strekte zich aldus ook uit tot het dragen van het vuurwapen en de munitie. Feit 5 is daarmee eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 november 2020 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen
geld en/of goederen, geheel toebehorend aan [naam aangever 1] ,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te
nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een vals
kostuum,
en deze diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en volgen van
bedreiging met geweld tegen die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] ,
een en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[naam aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen,
toebehorend aan die [naam aangever 1] ,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte en een mededader
- met een pet en kleding van PostNL en een pruik hebben aangebeld bij
die [naam aangever 1] met de mededeling dat zij een pakketje voor die [naam aangever 1]
hadden en
- met (een) vuurwapen(s) op zak in de woning van die [naam aangever 1] naar binnen zijn
gegaan en/of
- die
eenvuurwapen hebben getoond aan die [naam aangever 1] en hebben
gericht op die [naam aangever 1] en hebben geroepen “ik schiet je dood”, en
- hebben geroepen “pak je wapen, pak je wapen” en
- bij het wegrennen hebben geroepen “rot op of
ik schiet je dood”,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid;
2.
hij op 18 november 2020 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander,
[naam aangever 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door aan die [naam aangever 1] een vuurwapen te tonen en op hem te richten en
die [naam aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je dood", ;
3.
hij op 18 november 2020 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met een ander, [naam aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "rot op of ik schiet je dood", ;
5.
hij op 18 november 2020 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock, type 19 Gen 4, kaliber 9mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
13 kogelpatronen, soort S&B en GFL van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De onder 1 en 2 bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1. poging tot diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/
of
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en

2..medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en

3..medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Het onder 5 bewezen feit levert op:
5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in een woning. De verdachte en zijn mededader hebben zich voorgedaan als PostNL bezorgers en hebben zo geprobeerd de woning van het slachtoffer binnen te dringen. Zij zijn, nadat het slachtoffer nietsvermoedend de deur had geopend, de woning binnengedrongen, waarbij zij een vuurwapen op hem hebben gericht. Zij hebben het slachtoffer bedreigd door tegen hem te roepen dat zij hem dood zouden schieten.
In reactie heeft het slachtoffer de daders van de trap geschopt, waarna ze uiteindelijk de woning uit zijn gevlucht. Dit doortastende optreden van het slachtoffer – waar de daders blijkbaar volstrekt niet op hadden gerekend - was niet zonder gevaar voor hemzelf, maar buitengewoon moedig en heeft erger voorkomen. Nadat hun poging in chaos was geëindigd hebben de daders buiten op straat de chauffeur van het slachtoffer bedreigd door ook tegen hem te roepen dat ze hem dood zouden schieten. Dat het hierbij niet ging om loze dreigementen wordt onderstreept doordat een tweede, op de trap van de woning achtergebleven vuurwapen bleek te zijn doorgeladen.
Dit is een zeer bedreigend en beangstigend incident geweest voor de slachtoffers.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan nog langdurig nadelige psychische en/of lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden. Dit geldt temeer nu de overval in een woning heeft plaatsgevonden, een plaats waar je je juist veilig zou moeten kunnen voelen. Er is op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever als bewoner. De verdachte en zijn mededader wilden er kennelijk beter van worden, maar zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers.
De handelswijze van verdachte en zijn mededader hebben bovendien onrust in de samenleving veroorzaakt en gevoelens van angst en onveiligheid waarschijnlijk des te meer versterkt, vanwege de bekendheid van het slachtoffer. Het incident vond bovendien plaats in de ochtend op een tijdstip dat mensen naar hun werk gaan en kinderen naar school. Dat hadden de daders ook allemaal moeten voorzien.
Daar komt nog bij dat de verdachte en zijn mededader bij het incident een doorgeladen vuurwapen en munitie voorhanden hebben gehad. Dergelijke wapens en munitie brengen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 augustus 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de hem tenlastegelegde woningoverval. Hierdoor kan het recidiverisico niet worden ingeschat. Vanuit een eerder NIFP consult kwamen geen aanwijzingen voor psychopathologie naar voren. De verdachte lijkt echter wel verkeerde keuzes te maken in zijn leven, waardoor hij in de problemen komt. Over zijn sociaal netwerk vertelt hij in gesprek met de reclassering dat hij afstand heeft genomen van contacten uit het verleden. De verdachte heeft eigen woonruimte, waarvan de huur de afgelopen periode is doorbetaald door zijn vader. Er is sprake van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school, waarbij de verdachte ook tijdens zijn voorarrest online onderwijs heeft gevolgd. Hij heeft een inkomen vanuit studiefinanciering en wordt daarnaast financieel ondersteund door zijn vader. Er is geen sprake van middelengebruik.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft de conclusie van het rapport betrokken bij haar beslissing.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Op basis van het reclasseringsrapport wordt geen aanleiding gezien tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.444,34 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen nu vrijspraak is bepleit van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en zodoende een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt onvoldoende dat de benadeelde partij tengevolge van het bewezenverklaarde feit twee dagen niet heeft kunnen werken, alsmede de daadwerkelijk daardoor bij de benadeelde veroorzaakte schade.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde worden veroordeeld in de door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, tot op heden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 55, 57, 285, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen
geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [naam aangever 1] , in elk geval
aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te
nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een vals
kostuum,
en deze diefstal te doen voorafgaan, vergezellen en/of volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] ,
een en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele
toebehorend aan die [naam aangever 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of
zijn mededader(s)
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte en/of (een) mededader(s)
- met een pet en/of kleding van PostNL en/of een pruik heeft/hebben aangebeld bij
die [naam aangever 1] met de mededeling dat hij/zij een pakketje voor die [naam aangever 1]
had/hadden en/of
- met (een) vuurwapen(s) op zak in de woning van die [naam aangever 1] naar binnen is/zijn
gegaan en/of
- die/dat vuurwapen(s) heeft/hebben getoond aan die [naam aangever 1] en/of heeft/hebben
gericht op die [naam aangever 1] en/of heeft/hebben geroepen “ik schiet je dood”, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- heeft/hebben geroepen “pak je wapen, pak je wapen”, en/of
- bij het wegrennen die/dat vuurwapen(s) heeft/hebben getoond aan die [naam aangever 2]
en/of heeft/hebben gericht op die [naam aangever 2] en/of heeft/hebben geroepen “rot op of
ik schiet je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 november 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam aangever 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
aan die [naam aangever 1] een vuurwapen te tonen en/of op hem te richten en/of
die [naam aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 18 november 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
die [naam aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "rot op of ik schiet je dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 18 november 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een motorvoertuig (merk Aprilla Leonardo met kenteken [kentekennummer 1] ) en/of een
kentekenplaat ( [kentekennummer 2] ), althans een of meer goederen heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 18 november 2020 te [plaatsnaam] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock, type 19 Gen 4, kaliber 9mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
13 kogelpatronen, soort S&B en/of GFL van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )