ECLI:NL:RBROT:2021:9598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
10/180371-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van seksuele handelingen met minderjarigen en vrijspraak op basis van bewijsvoering

Op 28 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juli 2020 in Vlaardingen een 9-jarig kind heeft meegelokt met de bedoeling om in zijn bijzijn seksuele handelingen te verrichten. De verdachte heeft verklaard dat hij het gesprek met het kind bewust heeft gestuurd naar een situatie waarin hij zich zou bevredigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het bewegen van het kind om getuige te zijn van seksuele handelingen, door zich in diens bijzijn af te trekken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet is komen vast te staan dat het kind actief heeft deelgenomen aan de seksuele handelingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met personen onder de 16 jaar zonder toezicht van een volwassene. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 3.650,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/180371-20
Datum uitspraak: 28 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte], raadsman mr. H.H. van Steijn, advocaat te Berlicum.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van vijf jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling door Kairos of een soortgelijke zorgverlener;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest;
  • oplegging aan de verdachte van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met personen onder de zestien jaar zonder toezicht van een volwassene en te bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt en deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen in die zin dat de verdachte door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, namelijk het leeftijdsverschil, [naam slachtoffer] opzettelijk heeft bewogen om ontuchtige handelingen van de verdachte te dulden. De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van de bestanddelen in de tenlastelegging die zien op het opzettelijk bewegen van [naam slachtoffer] om ontuchtige handelingen te
plegenen van het tenlastegelegde ejaculeren, omdat [naam slachtoffer] op dat moment al weg was.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 3 juli 2020 meldde [naam] bij de politie te Rotterdam dat haar 9-jarige zoontje [naam slachtoffer] haar had verteld dat hij die ochtend, toen hij buiten fietste, door een man was meegelokt en dat deze man zich in het bijzijn van [naam slachtoffer] had afgetrokken. De politie is diezelfde avond met een zedenspeurhond naar de plek gegaan die [naam slachtoffer] had aangewezen en heeft daar sperma aangetroffen en in beslag genomen ten behoeve van DNA-onderzoek. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is de verdachte op 9 juli 2020 aangehouden en verhoord. Hierbij heeft de verdachte verklaard dat hij [naam slachtoffer] zag fietsen en hij hierdoor onrustig werd en besloot hem aan te spreken. De verdachte heeft verklaard dat hij sprak over masturberen en dat hij het gesprek bewust stuurde naar een mogelijkheid waarop hij zich kon bevredigen in het bijzijn van [naam slachtoffer]. Hij heeft deze mogelijkheid gevonden nadat hij [naam slachtoffer] naar een afgelegen plekje naast het fietspad had meegenomen. Daar heeft de verdachte zijn piemel uit zijn broek gehaald en aftrekkende bewegingen gemaakt. De verdachte heeft ook nog aan [naam slachtoffer] gevraagd of hij diens piemel mocht zien. [naam slachtoffer] heeft de verdachte gezegd dit niet te willen en is weggefietst, nog voordat de verdachte klaarkwam.
Deze gebeurtenissen, die hun bevestiging vinden in zowel de verklaringen van de verdachte als in de verklaring van [naam slachtoffer], hebben geleid tot een tenlastelegging waarin de verdachte primair wordt verweten dat hij, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, [naam slachtoffer] heeft bewogen om ontuchtige handelingen te dulden door zich in diens bijzijn af te trekken. Voor het overige primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte [naam slachtoffer], met ontuchtig oogmerk, heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door zich in diens bijzijn af te trekken.
Bij het beantwoorden van de vraag of het handelen van de verdachte kwalificeert als het primair of als het subsidiair ten laste gelegde heeft de rechtbank ten eerste onderzocht of in deze zaak sprake is van ‘ontuchtige handelingen’, zoals bedoeld in artikel 248a Sr.
Voor zover het gaat om de vraag of het handelen van de verdachte als ontuchtig dient te worden aangemerkt, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. De rechtbank stelt vast dat het handelen in strijd is met de sociaal-ethische norm en dat aan dit handelen uitsluitend het seksuele gerief van de verdachte ten grondslag lag. Door de verdediging is ook geen verweer gevoerd dat betrekking heeft op dit bestanddeel. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat hiermee sprake is van ‘ontuchtige handelingen’, zoals bedoeld in artikel 248a Sr. Hoewel volgens vaste jurisprudentie niet vereist is dat ter vervulling van dit bestanddeel sprake moet zijn van fysiek contact tussen dader en slachtoffer, is een bepaalde mate van interactie hiervoor wel vereist. Uit de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel strekkende tot uitvoering van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik volgt dat ter vervulling van het bestanddeel ‘ontuchtige handelingen’ sprake moet zijn van een situatie waarbij een minderjarige wordt aangezet tot het aannemen van seksueel getinte houdingen of het plegen van seksuele handelingen met zichzelf of met een derde. Volgens vaste jurisprudentie wordt onder ‘plegen’ ook ‘dulden’ geschaard. Gedragingen die niet resulteren in het plegen van een feitelijke seksuele handeling of een begin van uitvoering daartoe, vallen volgens de Memorie van Toelichting buiten de reikwijdte van artikel 248a Sr. Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 248d Sr is niet vereist dat het kind zelf actief participeert in de seksuele handelingen waarvan hij of zij getuige is. Het met ontuchtig oogmerk confronteren van het kind met seksuele handelingen volstaat.
Op grond van bovenstaande overwegingen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de bespreking van het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het gesprek dat hij met [naam slachtoffer] aanknoopte, bewust aanstuurde op de situatie waarin hij zich zou bevredigen in [naam slachtoffer] aanwezigheid. [naam slachtoffer] is door hetgeen de verdachte tegen hem zei met hem meegegaan. De verdachte heeft eveneens erkend dat hij seksueel opgewonden raakte van het gegeven dat [naam slachtoffer] getuige van zijn handelingen was. De rechtbank stelt vast dat reeds met de verklaring van de verdachte de bestanddelen ‘bewegen tot’, ‘ontuchtig oogmerk’ en ‘seksuele handelingen’ zijn vervuld.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van de woorden “en (vervolgens) te ejaculeren”, omdat vaststaat dat [naam slachtoffer] hier geen getuige van is geweest.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte [naam slachtoffer] heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door zich in diens bijzijn af te trekken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde feit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 juli 2020 te Vlaardingen
een persoon van wie hij wist dat deze
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2011, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, door zich in het bijzijn van die [naam slachtoffer] af te trekken ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft een jongen van slechts 9 jaar oud op de fiets meegelokt naar een rustige plek tussen de bomen met de bedoeling om in zijn bijzijn te masturberen. Toen het jongetje zag dat de verdachte zijn broek naar beneden deed en zichzelf begon af te trekken, is hij snel weggefietst.
Hoewel de verdachte ten tijde van het delict al werd ondersteund door Cosa, een interventie van de reclassering gericht op het voorkomen van zedendelicten naar aanleiding van eerdere veroordelingen voor zedendelicten, en hij gedurende de fietstocht met het jongetje de tijd heeft gehad om zich te bezinnen en alsnog zijn plan te staken, heeft hij toch zijn eigen (seksuele) gerief weer voorop gesteld. De verdachte is daarbij volledig voorbij gegaan aan de nadelige gevolgen die jonge kinderen van dergelijk handelen kunnen ondervinden. De jongen in kwestie heeft als gevolg van het handelen van de verdachte gevoelens van angst, onveiligheid en boosheid ervaren en heeft 30 uur specialistische zorg nodig gehad om het voorval te verwerken. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 februari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er kan worden gesproken van een delictpatroon, al zijn er tien jaar verstreken
sinds de vorige strafzaak. De verdachte noemt zichzelf een exhibitionist en dat is de belangrijkste criminogene factor. Hij werd in het verleden behandeld door de GGZ en had een vrijwilliger via Cosa (een project van de reclassering). Toen de behandeling en begeleiding steeds meer naar de achtergrond verdwenen en hij verdriet en frustratie had vanwege een stukgelopen vriendschap, kwam zijn problematiek weer boven drijven en kwam betrokkene tot de delictpleging.
De verdachte heeft moeite om de gevoelens van anderen goed in te schatten en onlangs is vastgesteld dat betrokkene een lichte vorm van autisme heeft.
De kans op herhaling wordt hoog ingeschat. De verdachte is inmiddels onder behandeling bij de GGZ (Kairos) en krijgt, naast een individueel traject, samen met zijn echtgenote ook relatietherapie omdat hij erachter is gekomen dat er in de relatie te weinig gesproken wordt over dieperliggende motieven en gevoelens. Verder gebruikt hij Androcur, een libidoremmer en staat hij op de wachtlijst voor terugvalpreventie. De behandeling en de medicatie kunnen als beschermende factoren worden gezien.
Verder is enigszins beschermend dat zijn echtgenote en zijn (en haar) kinderen hem niet afwijzen en hem ondersteunen, waarbij er afspraken gemaakt zijn over de omgang met de kleinkinderen. Bovendien is enigszins beschermend dat er op de overige leefgebieden geen problematiek bestaat.
De verdachte heeft aangegeven dat hij baat heeft bij externe druk, bijvoorbeeld in de vorm van behandeling en/of toezicht. Zijn behandelaar bevestigt de meerwaarde hiervan.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met een ruime proeftijd op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener. Tevens wordt geadviseerd om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, te weten een contactverbod met personen onder de 16 jaar als er geen toezicht is van een volwassen persoon.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met personen onder de zestien jaar zonder toezicht van een volwassene.
Omdat de verdachte inmiddels onder behandeling is bij Kairos en libidoremmende medicatie gebruikt acht de rechtbank het niet noodzakelijk om te bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam], als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [naam slachtoffer], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.850,- aan materiële schade (bestaande uit kosten voor specialistische zorg van een psycholoog) en een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De gevorderde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, omdat de aangehaalde jurisprudentie en de daarin toegekende bedragen zien op afwijkende situaties. De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor wat betreft de materiële schade dient het causale verband te worden vastgesteld tussen de gebeurtenis op 3 juli 2020 en de noodzaak van aanvullende therapie voor [naam slachtoffer]. De verdediging refereert zich hierbij aan het oordeel van de rechtbank. Voorts vraagt de verdediging zich af of de kosten van de therapie niet vergoed hadden kunnen worden door de gemeente op basis van de Jeugdwet.
8.3.
Beoordeling
De ouders van [naam slachtoffer] hebben op de terechtzitting een mondelinge toelichting gegeven op de ingediende vordering. Zij hebben aangegeven dat [naam slachtoffer] is gediagnosticeerd met autisme en ADD en dat hij een lichte angststoornis heeft, waarvoor hij al in behandeling was. Na het voorval op 3 juli 2020 vertoonde [naam slachtoffer] zorgelijk afwijkend gedrag waarvoor hij extra begeleiding en behandeling nodig had. Vanwege zijn autisme is er voor gekozen om de voor [naam slachtoffer] bekende hulpverleners in te schakelen in plaats van een behandeling bij een andere zorgverlener die mogelijk financieel op grond van de Jeugdwet vergoed had kunnen worden door de gemeente. [naam slachtoffer] heeft baat gehad bij deze extra zorg die inmiddels twee maanden geleden is beëindigd.
Op grond van bovenstaande is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank acht de vordering genoegzaam onderbouwd en zal de vordering toewijzen.
Bovendien is vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 800,- en zal voor dit bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 juli 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.650,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6, te 's-Hertogenbosch, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal onder ambulante behandeling blijven van Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact zoeken of hebben met personen onder de zestien jaar zonder toezicht van een volwassene;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 3.650,- (zegge: drieduizend zeshonderdvijftig euro),bestaande uit € 2.850,- aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 3.650,-(
hoofdsom, zegge:
drieduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.650,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
46 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Vlaardingen
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door
misleiding, [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2011, waarvan hij, verdachte, wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet
had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of
zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte door het
feitelijk overwicht dat hij op hem had door het leeftijdsverschil,
die [naam slachtoffer] bewogen ontuchtige handelingen te plegen door die [naam slachtoffer] de woorden toe
te voegen:
- “ Wacht nou even, dan kunnen we samen spelen” en/of
- “ Mag ik jouw piemel zien?” en/of
- “ Je durft niet he”
en/of
die [naam slachtoffer] ontuchtige handelingen van verdachte te laten dulden door zich in het
bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [naam slachtoffer] af te trekken en (vervolgens) te
ejaculeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Vlaardingen
een persoon van wie hij wist of van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2011, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, door
zich in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [naam slachtoffer] af te trekken en
(vervolgens) te ejaculeren.