ECLI:NL:RBROT:2021:9590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
10/750173-17 en 10/660004-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van gewoontewitwassen, hennepteelt en wapenbezit met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken met parketnummers 10/750173-17 en 10/660004-17. De verdachte is beschuldigd van gewoontewitwassen, het kweken van hennep en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd in een gehuurd pand, waar 918 hennepplanten zijn aangetroffen. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het witwassen van grote geldbedragen, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de doorzoekingen rechtmatig waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers:10/750173-17 en 10/660004-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 30 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 april 2019 en 16 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/750173-17 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/660004-17 tenlastegelegde
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Daartoe is primair betoogd dat de doorzoeking van de panden aan de [straatnaam] onrechtmatig was en dat dit moet leiden tot uitsluiting van het bewijs dat daaruit is voortgekomen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er – nu de verdachte ter zitting ontkend heeft dat de aangetroffen wapens en munitie van hem zijn – onvoldoende bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de feiten onder parketnummer 10/660004-17. Ten aanzien van de hennepkwekerij heeft de verdachte verklaard dat hij dit ten gevolge van afpersing en bedreiging heeft moeten toestaan. Van enig medeplegen is dus geen sprake. Dit moet leiden tot vrijspraak van de onder parketnummer 10/750173-17 onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft de verdenking van witwassen (feiten 1 en 2 van genoemd van parketnummer) is in de kern aangevoerd dat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijk verklaring voor de desbetreffende gelden heeft gegeven, die overeind is gebleven.
Beoordeling
Rechtmatigheid?
Door de verdediging is aangevoerd dat op het moment van de doorzoekingen geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Er was niets meer dan de TCI-informatie van 16 november 2016, die voorafgaand aan de doorzoekingen niet door nader onderzoek bevestigd is. Het vereiste “plusje” ontbrak dus.
De rechtbank volgt dit betoog niet. In het proces-verbaal van de doorzoeking van 29 november 2016 (pagina 5 van het Algemeen Dossier) is namelijk gerelateerd dat er naast de als betrouwbaar aangemerkte TCI-informatie al eerdere meldingen waren geweest met betrekking tot het in die informatie genoemde pand in verband met mogelijke hennepteelt. Naar het oordeel van de rechtbank kon aan deze meldingen – in onderlinge samenhang bezien – een redelijk vermoeden van schuld worden ontleend dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond. Dit maakt de doorzoeking dus rechtmatig. Dat aanvullend onderzoek geen bevestiging van de melding van 16 november 2016 heeft opgeleverd, doet daaraan niet af. Het verweer wordt verworpen.
Parketnummer 10/750173-17, feiten 3 en 4 (hennep)
Het verweer dat de verdachte zich niet als pleger of medepleger schuldig heeft gemaakt aan het kweken en aanwezig hebben van hennep en de diefstal van elektriciteit wordt verworpen. De verdachte huurde het pand aan de [straatnaam] en beschikte over een sleutel. Ook heeft hij verklaard dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij. Die hennepkwekerij was zeer professioneel aangelegd in een aparte, verborgen ruimte en er bevonden zich 918 hennepplanten. De verdachte was afnemer van de elektriciteit en had dus had toegang tot de elektrische installatie. Verder is tijdens de doorzoeking een handgeschreven berekening aangetroffen, waaruit kan worden opgemaakt dat ‘[naam]’, de roepnaam van de verdachte, een derde deel van de opbrengst van de hennepkwekerij zou krijgen. Hieruit volgt dat hij als gelijke werd beschouwd door zijn mededaders en dus meer dan faciliterende rol heeft vervuld. Daarop duidt ook dat de verdachte, toen de politie naar aanleiding van meldingen van henneplucht poolshoogte kwam nemen, zich bekend maakte als huurder en gebruiker van de loodsen op het perceel. Deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aangemerkt moet worden als medepleger van het kweken van hennep, het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van stroom. Dit levert een bewezenverklaring op van de onder 3 en 4 primair tenlastegelegde feiten.
Parketnummer 10/750173-17, feiten 1 en 2 (witwassen)
Voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is vereist dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Indien het openbaar ministerie feiten en omstandigheden aandraagt die het vermoeden rechtvaardigen dat een voorwerp uit misdrijf afkomstig moet zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring niet, dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Vaststaat dat er in de ten laste gelegde periode sprake is van veel (grote) contante geldstromen tussen de verdachte, de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en
[naam medeverdachte 2] en de [naam bedrijf] en dat dit geld onder meer is gebruikt voor de bouw van een opstal op het terrein van de manege die op naam van de medeverdachte [naam medeverdachte 1], de dochter van de verdachte, staat. Onderzoek aan de hand van de beschikbare financiële gegevens van de verdachte en de medeverdachten heeft geen verklaring opgeleverd voor de herkomst van het geld. Een en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een vermoeden op van witwassen.
De verdachte heeft onder meer verklaard dat het geld afkomstig is van de verkoop van onroerend goed en diverse voertuigen. In dit verband zijn ook stukken ingebracht. Naar aanleiding hiervan heeft de politie nader onderzoek gedaan. De inkomsten van € 205.557,06 uit onroerend goed dateren van 1997 tot en met 2000. Ten aanzien hiervan wordt geconcludeerd dat die te lang geleden zijn ontvangen om als plausibele verklaring te kunnen dienen voor de contant gestorte of geïnvesteerde gelden in de periode 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2017. Zo is er alleen in de periode 2007 tot en met oktober 2016 voor een totaalbedrag van € 399.600,00 aan huurpenningen betaald, die meestal contant werden voldaan. Het ligt dan ook niet voor de hand dat de verdachte, die geen verifieerbaar legaal inkomen heeft gehad, de opbrengsten van de verkoop van onroerend goed in al die jaren tijd niet opgesoupeerd zou hebben. De verdachte heeft ook verklaard dat het bedrag van € 115.540,00, dat in de periode van 2 januari 2015 tot en met 29 november 2016 aan contante stortingen heeft plaatsgevonden op zijn privérekening, afkomstig zou zijn van de medeverdachte [naam medeverdachte 2], zijn ex-echtgenote. Zij zou dat geld hebben verkregen uit verkoop van onroerend goed. Uit het onderzoek van de politie volgt dat dit onaannemelijk is, omdat ook die opbrengsten al eerder dan de tenlastegelegde periode opgesoupeerd moeten zijn.
Verder is onderzoek gedaan naar de verkoop van voertuigen en voertuigonderdelen. Daaruit volgt dat er een bedrag van € 12.019,92 zou zijn overgehouden aan de verkoop van Volkswagenonderdelen en een bedrag van € 5.563,25 aan de verkoop van een kampeerbus. Deze opbrengsten kunnen echter geen verklaring geven voor alle in de tenlastelegging genoemde bedragen en evenmin kan worden vastgesteld waarvoor dat geld zou zijn aangewend.
Voor zover de verdachte nog heeft verklaard dat hij in de loop van de jaren ongeveer
€ 350.000,00 zou hebben ontvangen als informant voor het CID oordeelt de rechtbank dat die verklaring niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, al is het maar omdat deze niet min of meer verifieerbaar is. De verdachte heeft geen onderbouwing kunnen geven en door de CI-officier van justitie is bevestigd noch ontkend dat de verdachte een informant is geweest.
Alles overziend, moet worden vastgesteld dat zelfs nader onderzoek naar aanleiding van de verklaring van de verdachte en de medeverdachten het vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de geldbedragen geen legale herkomst hebben en dat deze dus onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen.
Parketnummer 10/66004-17
Tijdens de doorzoeking op 30 mei 2017 zijn in een slaapkamer onder een matras de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie aangetroffen. Hierover heeft de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie op 31 mei 2017 verklaard dat deze van hem zijn en ook dat die onder zijn bed lagen. Op de zitting van 4 april 2019 heeft hij dit bevestigd. De rechtbank houdt de verdachte aan deze verklaringen. In de andersluidende, want ontkennende verklaring die hij op de zitting van 16 september 2021 heeft afgelegd, wordt geen enkele aanleiding gezien daarover anders te oordelen. Die verklaring wordt alleen al gelet op het tijdstip waarop deze is gegeven niet aannemelijk geacht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
ten aanzien van de feiten onder parketnummer 10/750173-17:
1.
Hij, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2017 te [adres 1], telkens tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaderstelkens meermalen, voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van totaal 115.540 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [naam verdachte]) (p. 238-244, dossier Hennep), en
- geldbedragen van totaal 33.200 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 245-253, dossier Hennep), en
- geldbedragen van totaal 74.520 euro (resultanten van de waardebepaling van de manege gelegen aan de [adres 1]) (p. 243 en 251, dossier Hennep, p. 82 dossier Manege), en
-een geldbedrag van 17.700 euro (betalingen (zee)containers) (p. 73-87, dossier Manege), en
- geldbedragen van totaal 32.150 (de door het Rijksvastgoed getaxeerde vervangingswaarde van de investeringen in de woning staande en gelegen aan de [adres verdachte]) (p. 73 t/m 87, dossier Manege), en
- geldbedragen van totaal 33.505 euro (betalingen goederen inbeslaggenomen op de manege aan de [adres 1]) (p. 5-24, beslagdossier waardebeslag), en
- geldbedragen van totaal 43.200 euro (contante betalingen aan huur voor het pand aan de [adres 2]) (p. 168-174, dossier Hennep),
telkens verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten de zojuist benoemde voorwerpen, gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en zijn mededaders, wistendatdie voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
Hij, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2017 te [adres 1], telkens tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaderstelkens meermalen, van voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van totaal 80.350 (girale overboekingen bij de bank ING Bank van rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [naam verdachte] naar rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 238-244, dossier Hennep), en
- geldbedragen van totaal 33.200 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 245-253, dossier Hennep), en
- geldbedragen van totaal 74.520 euro (resultanten van de waardebepaling van de manege gelegen aan de [adres 1]) (p. 243 en 251, dossier Hennep, p. 82 dossier Manege), en
-een geldbedrag van 17.700 euro (betalingen (zee)containers) (p. 73-87, dossier Manege), en
- geldbedragen van totaal 32.150 (de door het Rijksvastgoed getaxeerde vervangingswaarde van de investeringen in de woning staande en gelegen aan de [adres verdachte]) (p. 73 t/m 87, dossier Manege), en
- geldbedragen van totaal 33.505 euro (betalingen goederen inbeslaggenomen op de manege aan de [adres 1]) (p. 5-24, beslagdossier waardebeslag), en
- geldbedragen van totaal 43.200 euro (contante betalingen aan huur voor het pand aan de [adres 2]) (p. 168-174, dossier Hennep),
telkens de werkelijke aard en de herkomst en de verplaatsing verhuld, en verhuld wie de rechthebbende
nop voornoemde voorwerpen waren of wie voornoemde voorwerpen voorhanden hadden
terwijl verdachte en zijn mededaders, wisten datdie voorwerpen onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
Hij, in de periode van 1 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam] in een pand gelegen aan de [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom (te weten
642.66kWh), geheel toebehorende aan [naam benadeelde], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
Hij, in de periode van 4 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal 918 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende Lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van de feiten onder parketnummer 10/660004-17:
1.
hij op 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
wapens als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een vuurwapen in de zin van artikel I onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Llama/Micromax 32, kaliber 7.65 mm (.32 ACP) en
- een vuurwapen in de zin van artikel I onder 3 van die wet in de vorm van een geweer, van het merk Anschutz 520/61, kaliber .22lr
voorhanden heeft gehad
2.
hij op 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III te weten:
- 7 kogelpatronen van het merk GECO, kaliber 7.G5 mm (.32 ACP) en
- 5 kogelpatronen van het merk Makina Ve Kimya Endustrisi (MKE) en
- 1 kogelpatroon van het merk Sellier & Bellot (S&B) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
, een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een geluiddemper als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder f van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/750173-17:

1..medeplegen van gewoontewitwassen;

2..medeplegen van gewoonte witwassen;

3.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
in de zaak met parketnummer 10/660004-17:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

2..handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3..handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van diverse grote geldbedragen. Het gewoontewitwassen strekt zich uit over een periode van ruim twee jaren. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan grootschalige hennepteelt. Het aanwezig hebben van een hennepkwekerij in een pand is een ernstige misstand, die ondermijnend werkt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom. Daardoor heeft hij niet alleen de stroomleverancier financieel benadeeld maar schiep hij ook een potentieel (brand)gevaarlijke situatie. Daarnaast heeft de verdachte twee vuurwapens, munitie en een geluiddemper voorhanden gehad. Wapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die daarmee geconfronteerd worden en voedt daardoor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 17 augustus 2021 gezien, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In strafmatigende zin wordt rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uitgaande van de datum van inverzekeringstelling van de verdachte – 30 mei 2017 – is de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen een strafzaak in de regel dient te zijn afgerond, met meer dan twee jaar overschreden.
Het tijdsverloop en de leeftijd van de verdachte in aanmerking genomen, wordt geen aanleiding gezien om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen paarden en het geldbedrag van € 130,00 terug te geven aan de verdachte en de overige inbeslaggenomen goederen verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen paarden en het geldbedrag van € 130,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
De overige inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan het de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en de voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

9..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde], ter zake van het onder parketnummer 10/750173-17 onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35.990,57 aan materiële schade. Door de verdediging is naar voren gebracht dat deze vordering ook is aangebracht bij de civiele rechter en dat deze op 23 december 2020 vonnis heeft gewezen, waarbij een deel is toegewezen. Inmiddels is appel ingesteld. Bij deze stand van zaken kan niet anders worden geoordeeld dan dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
33, 33a, 47, 57, 311, 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
3, 11 van de Opiumwet;
13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/750173-17 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/660004-17 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer
10/750173-17:
- 1 stk aanhanger [kentekennummer];
- 1 stk zadel bruin, Champion western;
- 1 stk zadel bruin, Buckaro western;
- 1 stk hoofdstel bruin, Buckaro western;
- 1 stk hoofdstel bruin, westernshowhoofdstel Buckaro;
- 1 stk hoofdstel bruin, westernshowhoofdstel vurige elementen;
- 1 stk koffiemolen, Bosch;
- 1 stk hoofdstel zwart, e Weather beetatas;
- 1 stk ketel, Nifit;
- 1 stk onroerende registergoederen, stallencomplex + 4 paddocks + omheining;
- 1 stk Lichtmast;
- 1 stk videoapparatuur, camerasysteem;
- 1 stk omheining, metalen buizen;
- 1 stk bewateringsysteem, waterleidingsysteem;
- 1 stk riem, riembelt;
- 1 stk zadel bruin, California western;
- 1 stk zadel bruin, Billy Cook western;
- 1 stk zadel bruin, Caprilli Bates springzadel;
- 1 stk zadel bruin, Cattlemans westernzadel;
- 1 stk zadel zwart, Georg Keefer veelzijdigheidszadel;
- 1 stk Heftruck, Toyota;
- 1 stk gereedschap groengrijs, Viking hakselaar;
- 1 stk Compressor blauw, HBM compressor containeropslag;
- 1 stk zaagmachine, Hitachi;
- 1 stk zaagmachine containeropslag;
- 1 stk boor, Euro Boor;
- 1 stk gereedschap, Makita elektrische kitmachine.
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 stk paard bruin, [naam paard 1], geb. [geboortedatum paard 1];
- 1 stk paard zwart, [naam paard 2], geb. [geboortedatum paard 2];
- 1 stk paard bont, [naam paard 3], geb. [geboortedatum paard 3];
- 1 stk paard, [naam paard 4], geb. [geboortedatum paard 4];
- 1 stk paard wit, [naam paard 5], geb. [geboortedatum paard 5];
- 1 stk paard bont, [naam paard 6], geb. [geboortedatum paard 6];
- 1 stk paard zwart, [naam paard 7], geb. [geboortedatum paard 7];
- geldbedrag 130 euro.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10-750173-17 ten laste gelegd dat:
1.
Hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2017 te [adres 1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) meermalen, althans eenmaal, (een) voorwerp(en), te weten:
-Een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 115.540 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [naam verdachte]) (p. 238-244, dossier Hennep), en/of
-een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 33.200 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 245-253, dossier Hennep), en/of
-een geldbedrag(en) van (totaal) 74.520 euro (resultanten van de waardebepaling van de manege gelegen aan de [adres 1]) (p. 243 en 251, dossier Hennep, p. 82, dossier Manege), en/of
-een geldbedrag(en) van 17.700 euro (betalingen (zee)containers) (p. 73-87, dossier Manege), en/of
-een geldbedrag(en) van (totaal) 32.150 (de door het Rijksvastgoed getaxeerde vervangingswaarde van de investeringen in de woning staande en gelegen aan de [adres verdachte]) (p. 73 t/m 87, dossier Manege), en/of
- een geldbedrag(en) van (totaal) 33.505 euro (betalingen goederen inbeslaggenomen op de manege aan de [adres 1]) (p. 5-24, beslagdossier waardebeslag), en/of
-een of meer geldbedragen van (totaal) 43.200 euro (contante betalingen aan huur voor het pand aan de [adres 2]) (p. 168-174, dossier Hennep),
(telkens) verworven en/of voorhanden gehad en/of' overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer voorwerp(en), te weten de zojuist benoemde voorwerpen, gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat dat voorwerp/die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2017 te [adres 1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) meermalen, althans eenmaal, van (een) voorwerpen), te weten:
-een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 80.350 (girale overboekingen bij de bank ING Bank van rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [naam verdachte] naar rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 238-244, dossier Hennep), en/of
-een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 33.200 euro (contante stortingen bij de bank ING Bank op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf]) (p. 245-253, dossier Hennep), en/of
-een geldbedrag(en) van (totaal) 74.520 euro (resultanten van de waardebepaling van de manege gelegen aan de [adres 1]) (p. 243 en 251, dossier Hennep, p. 82 dossier Manege), en/of
-een geldbedrag(en) van 17.700 euro (betalingen (zee)containers) (p. 73-87, dossier Manege), en/of
-een geldbedrag(en) van (totaal) 32.150 (de door het Rijksvastgoed getaxeerde vervangingswaarde van de investeringen in de woning staande en gelegen aan de [adres verdachte]) (p. 73 t/m 87, dossier Manege), en/of
-een geldbedrag(en) van (totaal) 33.505 euro (betalingen goederen inbeslaggenomen op de manege aan de [adres 1]) (p. 5-24, beslagdossier waardebeslag), en/of
-een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 43.200 euro (contante betalingen aan huur voor het pand aan de [adres 2]) (p. 168-174, dossier Hennep),
(telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was/waren of wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had(den)
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs hadden) kunnen vermoeden dat dat voorwerp/die voorwerpen onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
Hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam] in een woning/pand gelegen aan de [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom (te weten 644.021 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
Hij, in of omstreeks de periode van 4 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 918 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende Lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij, een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 4 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam], althans eenmaal, (telkens) met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in een pand aan de [straatnaam] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst II, tot en/of bij het plegen van welke misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 4 november 2014 tot en met 29 november 2016 te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10-660004-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een vuurwapen in de zin van artikel I onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Llama/Micromax 32, kaliber 7.65mm (.32 ACP) en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel I onder 3 van die wet in de vorm van een geweer, van het merk Anschutz 520/61, kaliber .221r
voorhanden heeft gehad
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III te weten:
- 7 kogelpatro(o)n(en) van het merk GECO, kaliber 7.G5mm (.32 ACP) en/of
- 5 kogelpatro(o)n(en) van het merk Makina Ve Kimya Endustrisi (MKE) en/of
- 1 kogelpatroon van het merk Sellier & Bellot (S&B) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een geluiddemper als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder f van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad.